Het Europees comité voor sociale rechten, een onderdeel van de Europese Raad, heeft geoordeeld dat er in Nederland geen sprake is van systemische schending van het Europese stakingsrecht. Wel moet voor werknemers en vakbonden vooraf duidelijker zijn wanneer stakingen wel of niet zijn toegestaan en ze mogen niet ten onrechte worden verboden.
De uitspraak volgde op een klacht die FNV, samen met CNV en de Europese vakbond ETUC, had ingediend bij het comité tegen de Nederlandse Staat wegens schending van het Europese stakingsrecht. Boufangacha: ‘We hebben de klacht ingediend vanwege het veel te ruime toetsingskader van de Hoge Raad dat niet in lijn is met de strikte beperkingen die het Europees Sociaal Handvest hiervoor hanteert. Maar ook vanwege de manier waarop de lagere rechters in Nederland het toetsingskader van de Hoge Raad toepassen. Hierdoor wordt het recht op staken in Nederland te zeer ingeperkt'.
Boufangacha: ‘Hoewel onze klacht ongegrond is verklaard, blijkt uit de uitspraak wel dat het toetsingskader in Nederland te ruim is en dat lagere rechters de plank regelmatig misslaan. Dit is volgens het comité niet voldoende om van een ‘systemische schending’ van het Europees Sociaal Handvest te spreken. Wel vindt het comité dat er een duidelijker richtsnoer voor de Nederlandse rechters moet komen.’
Boufangacha: ‘Als je kijkt naar de gebreken die wél zijn geconstateerd door het comité en bedenkt wat de gevolgen zijn van een ten onrechte verboden staking, had ik een andere uitkomst ook logisch gevonden.'
Een staking ten onrechte verbieden of aanzienlijk beperken in omvang, is een schending van het internationale grondrecht op staken en het verzwakt de onderhandelingspositie van werknemers. FNV en CNV willen daarom naar aanleiding van deze uitspraak in gesprek met de Raad voor de Rechtspraak, zodat er een duidelijker richtsnoer voor Nederlandse rechters komt en zo meer rechtsbescherming voor stakers. 'Verder zullen we de inhoud van deze uitspraak uiteraard gebruiken in toekomstige stakingszaken.’
‘Bij het beoordelen of een staking geoorloofd is, moet een rechter strikt kijken naar de beperkingen die het Europees Sociaal Handvest in art. G benoemt, zoals openbare orde en volksgezondheid', zegt jurist Patricia Kruijff van de FNV. 'Nederlandse rechters hanteren echter de onrechtmatigheidstoets (of een staking “maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is”). Uit stakingsuitspraken blijkt regelmatig dat rechters het lastig vinden dat schade wordt toegebracht. Maar schade toebrengen hóórt bij een staking. De veiligheid mag uiteraard nooit in het geding zijn. Maar een staking verbieden, omdat de klant de productie mogelijk wil terugdraaien, zoals BMW in verband met een staking bij VDL/Nedcar, is in strijd met het Europees Sociaal Handvest.'
Staken is een internationaal erkend mensenrecht, vastgelegd in verschillende verdragen. Nederlandse rechters zijn sinds een uitspraak van de Hoge Raad in 1986 verplicht het stakingsrecht uit het Europees Sociaal Handvest (ESH) te beschermen. In Nederland is het stakingsrecht dus niet in een aparte wet geregeld. Op basis van het ESH mogen stakingen alleen wegens hele specifieke redenen verboden worden. Het moet dan gaan om zeer zwaarwegende beperkingsgronden, zoals de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, volksgezondheid en goede zeden en de bescherming van rechten van derden.