Een ultieme poging van de drie vakbonden FNV Flex, CNV Vakmensen en De Unie om de werkgevers in de uitzendbranche alsnog te bewegen om positie van uitzendkrachten via de uitzend-cao te verbeteren, is gisteren gestrand.
Een goede cao voor uitzendkrachten blijft daardoor voorlopig buiten bereik. De bonden oordelen hard over de uitzendwerkgevers en noemen hen een regelrechte bedreiging voor de uitvoering van het SER-advies.
Onbegrijpelijk, vindt onderhandelaar Marten Jukema van CNV Vakmensen de opstelling van de werkgevers in de uitzendbranche (ABU en NBBU). ‘Er is een breed besef bij werkgevers- en onafhankelijke werknemersorganisaties in Nederland, dat de positie van uitzendkrachten in Nederland beter moet. Een beter inkomen, een beter pensioen, meer zekerheid van werk. Er ligt daardoor een zwaarwegend advies van de SER aan het kabinet om dit mogelijk te maken. De inkt van dat advies is nog niet droog en dan probeert de uitzendbranche er nu al onderuit te komen. Ze lopen hiermee weg voor hun verantwoordelijkheid en ondermijnen hiermee het SER-advies. Het collectief belang voor de BV Nederland geldt kennelijk niet voor de uitzendbranche. Onbegrijpelijk.’
Volgens Karin Heynsdijk, bestuurder FNV Flex, slaan de werkgevers hiermee een ‘modderfiguur’. ‘Ik kan de hoeveelheid rapporten die aangeven dat de positie van uitzendkrachten flink moet verbeteren niet eens meer tellen. De uitkomsten van de commissie Borstlap, het WRR-rapport ‘Het betere werk’, de bevindingen van de commissie Roemer en ga zo maar door. De doorgeslagen flexibilisering is in de conclusies van deze rapporten de constante. Overal wordt de urgentie aangegeven om snel tot verbeteringen te komen. Wat doet de uitzendbranche vervolgens? Die stelt voor de bühne een paar marginale stapjes voor. Waarschijnlijk om de politiek te laten geloven in hun zogenaamde goede bedoelingen. Triest. Ze zijn hiermee een regelrechte bedreiging voor een zorgvuldige uitvoering van het breed gedragen SER-advies aan het kabinet. De uitzend-werkgevers slaan een absoluut modderfiguur.’
Volgens Gerard van der Lit, bestuurder De Unie, laten de uitzendwerkgevers bewust de kans lopen om de positie van uitzendkrachten te verbeteren. ‘We willen echt niet per direct het onderste uit de kan. Daarom hebben we werkgevers een ingroeimodel geboden waarbij gefaseerd in de tijd, maar wel binnen een afzienbare periode, stappen kunnen worden gezet. Werkgevers durven het niet aan om hierover serieus te onderhandelen. Kennelijk uit angst voor andere flexvormen. Angst is echter een slechte raadgever. Dit is erg slecht voor de onderlinge verhoudingen in de Nederlandse overlegpolder.’
De cao voor uitzendkrachten is op 1 juni van dit jaar verlopen. Onder protest van de drie vakbonden (FNV Flex, CNV Vakmensen en De Unie) hebben de uitzendwerkgevers met de LBV afgesproken om de cao ongewijzigd te verlengen tot 1 oktober 2021. De bonden zijn hier zeer kritisch over. De LBV is niet betrokken geweest bij het opstellen van het SER-advies, weet niet waar het over gaat en kan dus ook niet serieus werk maken van de implementatie van het SER-advies. Daarnaast accepteert de LBV elk dictaat van werkgevers. Daarmee rijst de vraag of zij wel een serieuze partij zijn om een voor Nederland zo belangrijke cao af te spreken. Een cao waar honderdduizenden werknemers en hun gezinnen van afhankelijk zijn.