De FNV noemt het cao-akkoord dat uitzendwerkgevers ABU en NBBU met de LBV hebben gesloten een gemiste kans voor uitzendkrachten. Volgens de vakbond betekent het akkoord géén doorbraak, maar vooral uitstel, verslechteringen én onzekerheid over gelijke behandeling voor uitzendkrachten.
‘Uitzendkrachten krijgen minder zekerheid, minder rechten en moeten nog lang wachten op wat ze nu al horen te krijgen. Daar doen wij niet aan mee,’ zegt FNV-bestuurder Karin Heynsdijk.
Volgens het akkoord zouden uitzendkrachten vanaf 2026 recht krijgen op gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden. Maar dat recht bestaat nu al. ‘Sinds uitspraken van het Europees Hof van Justitie en de Hoge Raad staat het zwart op wit: gelijke arbeid, gelijke beloning – tenzij aantoonbaar gecompenseerd. Toch blijft de sector zich daar niet aan houden,’ aldus Heynsdijk.
De cao-tekst biedt bovendien weinig houvast. ‘Zelfs de cao-partijen lijken niet zeker van hun zaak: ze schrijven dat ze “verwachten” hiermee aan de wet te voldoen. Dat zegt genoeg. Als je het zélf al niet weet, hoe moeten uitzendkrachten dan op deze cao vertrouwen?’ zegt Heynsdijk.
De FNV is extra kritisch omdat het akkoord ook verslechteringen bevat. Zo verdwijnen verworven rechten voor bepaalde groepen uitzendkrachten: minder vakantiedagen, geen vaste vakantiebijslag en minder loondoorbetaling bij ziekte. De reservering van 1,02% voor scholing vervalt, terwijl uitzendwerkgevers juist moeten zorgen dat uitzendkrachten breed inzetbaar en aan het werk kunnen blijven. Kunnen doorstromen naar banen bij inleners in plaats van steeds weer richting WW gestuurd te worden.
‘Wij herkennen hierin de voorstellen van werkgevers die tegen de wensen van onze achterban ingaan, maar die nu in een vloek en een zucht met LBV wel worden afgesproken. Pas op 31 maart jl. zijn ABU en NBBU in overleg gegaan met LBV, die sinds 2021 niet betrokken was bij de onderhandelingen over de cao. In zo weinig tijd over een zeer ingewikkelde materie een akkoord bereiken, een mirakel.’
De FNV is verbolgen over het feit dat ABU en NBBU opnieuw om tafel zijn gegaan met de omstreden organisatie LBV. Heynsdijk: ‘Dat was expliciet niet de afspraak. De LBV heeft geen achterban van betekenis, stelt geen harde eisen en handelt volgens ons niet onafhankelijk. Toch wordt met hen een cao gesloten over de rug van duizenden uitzendkrachten’.
Dit is alleen mogelijk omdat er in Nederland – anders dan in veel buurlanden – géén eisen worden gesteld aan de representativiteit en onafhankelijkheid van werknemersorganisaties. Daar wordt hier misbruik van gemaakt, met gevolgen voor de meest kwetsbare werkenden.
De FNV blijft zich inzetten voor uitzendkrachten, onder meer door afspraken te maken bij bedrijven die uitzendkrachten inhuren. ‘We zien dat inleners – de bedrijven waar het werk daadwerkelijk gebeurt – ook verantwoordelijkheid dragen. Daar gaan we het gesprek aan. En één ding is zeker: we laten dit niet lopen’, aldus Heynsdijk.