De chocoladereep die de medewerkers van de inmiddels overgenomen jeugdbeschermingsorganisatie Intervence ontvangen hebben van de Zeeuwse gemeenten waarvoor zij werkten, voelt als een belediging.
‘De medewerkers en cliënten hebben enorm veel schade ondervonden door het mismanagement van 13 wethouders. Ze eisen minimaal een gesprek met oprechte excuses’, zegt Maaike van der Aar, FNV-bestuurder Jeugdzorg. De medewerkers doneren de chocoladerepen aan de voedselbank.
Begin december presenteerden de wethouders van 13 betrokken gemeenten een plan voor een voorgenomen sluiting van Intervence per 1 januari 2021. Daarin werd totaal geen rekening gehouden met de 100 medewerkers en 1.100 kwetsbare kinderen die daar in behandeling waren. Als reactie op dit plan legden alle medewerkers op 8 december het werk neer.
Medewerkers én vertrouwen weg
Pas na ingrijpen van minister Dekker (Rechtsbescherming) op advies van de Inspecties en de Jeugdautoriteit, werd in februari bekend gemaakt dat Intervence in zijn geheel wordt overgenomen door Jeugdbescherming West. Hierdoor blijft de relatie tussen de hulpverleners en kinderen in stand, wat heel belangrijk is. ‘Maar de onzekerheid die maanden duurde, had al veel kapot gemaakt. Veel medewerkers zijn vertrokken en het vertrouwen in de Zeeuwse gemeenten is helemaal weg’, zegt van der Aar.‘
‘De gemeenten wilden alleen maar voor een dubbeltje op de eerste rang zitten en zo goedkoop mogelijk de jeugdzorg inkopen. Dat dit niet goed ging, zagen wij al van mijlenver aankomen. We hebben maandenlang herhaaldelijk aangedrongen om samen met ons goede en duidelijke afspraken te maken. Maar de wethouders wilden niet in overleg met de ketenpartners, het personeel, de ondernemingsraad of ons als vakbond. Ze hebben eigenwijs hun eigen zin doorgedreven.
Als je als wethouders een fout maakt van deze omvang met de schade die is gedaan aan werknemers, jongeren en hun gezinnen en het hele aanzien van de jeugdzorg in Zeeland, door te spreken van ondermaatse kwaliteit, dan ligt het in de lijn der verwachting dat je op eigen initiatief ons de hand reikt, openlijk je excuses aanbiedt en het gesprek aangaat. Een zoethoudertje in de vorm van een reep chocola lost daar na maanden wachten niets mee op. We gaan er vanuit dat de wethouders contact zullen zoeken voor een gesprek met de mensen. Ze weten ons te vinden.’
De situatie die zich bij Intervence voor deed, speelt niet alleen in Zeeland. De kwestie heeft bij duizenden jeugdzorgwerkers in het land stof doen opwaaien en onzekerheid over baan en zorgcontinuïteit gevoed. Iedereen beseft zich: door de marktwerking en decentralisatie van de jeugdzorg kan wat in Zeeland gebeurde, overal in Nederland gebeuren. Van der Aar: ‘Dit soort voorbeelden sterkt ons dan ook in de overtuiging dat de jeugdzorg in Nederland anders moet worden georganiseerd en dat we zeer zorgvuldig om moeten gaan met de mensen die nog willen werken in de jeugdzorg. Dat worden er namelijk steeds minder, terwijl ze onmisbaar zijn voor ons land.'