Vragen en antwoorden over het pensioenakkoord

Redactie
Door Redactie 15 september 2019

In juni 2019 zijn in het pensioenakkoord belangrijke afspraken gemaakt over de AOW-leeftijd, eerder stoppen met werken en een nieuw pensioencontract. Hieronder de veelgestelde vragen met de antwoorden.

Veelgestelde vragen over het pensioenakkoord

In juni is er een akkoord gesloten. Daarin is afgesproken dat er nadere uitwerking plaats moet vinden. Daar zitten we nu midden in. Er zijn klankbordgroepen van bestuurders en kaderleden op drie thema’s:

  • Zwaar werk
  • Nieuw contract
  • Werkenden zonder pensioen en ZZP en pensioen

In de werkgroepen die het ministerie heeft georganiseerd bereiden stukken technisch voor. Deze gaan vervolgens naar een voorbereidingsgroep, die doet de integrale check voordat ze naar de stuurgroep gaan. In alle gremia zit een vertegenwoordiger van de FNV. Als de stuurgroep er niet uitkomt kan er worden geëscaleerd naar het bestuurlijk overleg met de minister en Han Busker. 

De laatste maanden is de rente sterk gedaald. Daardoor staan nu veel pensioenfondsen er slecht voor. Dat wordt veroorzaakt door de veel te strenge rekenregels van het huidige contract. De FNV vindt dat er nu niet gekort moet worden, omdat er nagedacht wordt over een nieuw contract. Tot die tijd moeten we geen rigoureuze maatregelen nemen zoals korten. 

Onderdeel van het pensioenakkoord is het aanpassen van de huidige kortingsregels. Afgesproken was dat pensioenfondsen niet hoefden te korten als de dekkingsgraad op of boven de 100% zou staan. Om rust te brengen in het stelsel zouden kortingen in 2020 en 2021 waarschijnlijk van de baan zijn en anders in elk geval een stuk kleiner. Maar door de verder dalende rente komen volgens de rekenregels van het kabinet en De Nederlandsche Bank veel grote pensioenfondsen nu toch in de gevarenzone.
De FNV vindt korten nu heel onverstandig. Het doorvoeren van de kortingen zal leiden tot onrust en verminderd vertrouwen in het pensioenstelsel.

De FNV roept minister Koolmees op om pensioenkortingen te voorkomen. We hebben een akkoord gesloten om vertrouwen in het stelsel te verbeteren en het pensioen beter uitlegbaar te maken. Daarbij horen nieuwe financiële spelregels. We moeten nog uitwerken wanneer met het nieuwe pensioencontract wel en niet gekort zal worden, of wanneer er geïndexeerd kan worden. In afwachting van die uitwerking zou je nu geen rigoureuze maatregelen moeten nemen, die misschien straks helemaal niet nodig blijken te zijn geweest.

Mvev is het minimaal vereist eigen vermogen. De hoogte daarvan is per fonds verschillend. Maar ligt tussen de 104% en 105% (beleidsdekkingsgraad). Als je 5 jaar onder de MVEV grens zit moet je korten zodat je binnen 6 maanden weer op de MVEV grens zit. De korting mag worden gespreid over 10 jaar, maar is wel onvoorwaardelijk. Dus ook als het pensioenfonds een jaar later een dekkingsgraad heeft die boven de MVEV ligt, moet de korting worden doorgevoerd.
Het VEV is het vereist eigen vermogen en ook dat verschilt per fonds en ligt tussen de 120% en 130%. Jaarlijks wordt gemeten of het pensioenfonds nog op de VEV grens zit. Als dat niet het geval is moet het pensioenfonds een herstelplan indienen. In dat herstelplan moet aangetoond worden dat je binnen 10 jaar weer kunt herstellen naar het VEV niveau. Als je dat niet lukt, moet je ook korten. Deze korting mag gespreid worden over 10 jaar en is voorwaardelijk. Als het pensioenfonds dus een jaar later wel in 10 jaar naar het VEV niveau kan herstellen, vervalt de rest van de voorwaardelijke korting.

Ja, dat heeft invloed. De inschatting is dat het beleid van de ECB de rente met 0.5-1 % verlaagt.

Pensioenfondsen in Nederland berekenen de rente met lange looptijden met een UFR (Ultimate Forward Rate) in plaats van de rente die door de markt wordt bepaald. Voor lange looptijden (langer dan 25 jaar) is er namelijk te weinig vraag en aanbod zodat de hoogte van de rente in de markt wordt bepaald door maar een paar spelers. De UFR- rente die DNB hanteert ligt boven de marktrente, maar er wel dichtbij. Deze staat op dit moment historisch laag. 

EIOPA is European Insurance and Occupational Pensions Authority. EIOPA berekent het niveau van de UFR op een andere manier waarbij de rente hoger ligt als die wordt berekend door DNB. Deze rente gebruiken de verzekeraars.

Drie belangrijke dingen:

  • Door het pensioenakkoord wordt de AOW-leeftijd gedurende 2 jaar tot 2022 bevroren op 66 jaar en 4 maanden. Daarna is stijgt deze verder naar 67 jaar in 2025. Vervolgens stijgt de AOW-leeftijd minder snel. Voor ieder jaar dat we gemiddeld langer leven stijgt de AOW-leeftijd met 8 maanden in plaats van een heel jaar. Dit betekent dat iedereen, ook jongeren van nu, eerder met pensioen kan.
  • Voor mensen met zwaar werk wordt het dankzij dit akkoord mogelijk om afspraken te maken om 3 jaar eerder te stoppen met werken.
  • Er komt een nieuw pensioencontract, waarin meer zicht komt op indexatie.

Door het pensioenakkoord is de AOW-leeftijd vervroegd. Vergeleken met vóór het akkoord kan dit bijvoorbeeld 4, 8 of 11 maanden verschil uitmaken. 
Volgens de wet eindigt een dienstverband automatisch met de AOW-leeftijd, tenzij iets anders is afgesproken in een cao of arbeidsovereenkomst. Is er geen afspraak, dan betekent AOW-leeftijd automatisch pensioen. Voor veel mensen een opluchting: ze krijgen een aantal maanden eerder al AOW. Dankzij die extra AOW-uitkering (844 euro per maand voor een alleenstaande) zijn ook zij nu in staat om te stoppen met werken.

Check hier je AOW-leeftijd

Als je eerder stopt met werken bouw je iets minder pensioen op. Dat zal meestal niet zo veel schelen.
De meeste mensen hebben pensioen opgebouwd om te kunnen pensioneren op 65 jaar (dit was tot 2011 de oude AOW-leeftijd). Door het opschuiven van die AOW-leeftijd ging de hoogte van de uitkering omhoog. Het totale vermogen dat voor jou bijeen is gebracht is daardoor echter niet groter of kleiner geworden.
Nu de leeftijd weer iets omlaag gaat, wordt het maandelijkse pensioen opnieuw berekend. Omdat het over iets meer maanden wordt uitgekeerd, valt het bedrag per maand nu weer iets lager uit. Maar bijvoorbeeld bij een modaal pensioen is het financiële voordeel van de extra maanden AOW-uitkering altijd nog vele malen groter.

Sommige mensen willen nog niet stoppen met werken op hun AOW-datum. Kijk hiervoor of er een afspraak staat in je cao of arbeidsovereenkomst. Als er geen afspraak is, dan kun je in overleg met je werkgever tot overeenstemming proberen te komen.

De FNV vindt korten op de pensioenen niet nodig. Maar mocht het onverhoopt toch zover komen, dan kan altijd nog de AOW-uitkering omhoog. Kortingen betekenen immers inkomensverlies voor veel gepensioneerden. In dat geval heeft het kabinet de verantwoordelijkheid om de koopkracht van gepensioneerden op peil te houden, zo vindt de FNV. Het pensioen bestaat immers uit twee delen: het aanvullend pensioen (daarvoor spaar je zelf) én de AOW-uitkering (het ‘staatspensioen’ dat wordt opgebracht vanuit belasting en premies). Als het ene deel omlaag gaat, kun je dat compenseren in het andere deel.

Alle generaties profiteren van een hogere AOW-uitkering, niet alleen de ouderen van nu. Wie nu jong is krijgt later ook die hogere AOW. Voor de pensioenfondsen is het gunstig omdat het aandeel van de AOW in de oudedagsvoorziening stijgt. 

In het pensioenakkoord zijn ook afspraken gemaakt waardoor het mogelijk wordt om eerder te kunnen stoppen met werken dan de AOW-leeftijd. Dit kan worden geregeld in de cao. Hierdoor wordt een vroegpensioen mogelijk tot maximaal 3 jaar voor de AOW-leeftijd. De werkgever kan hiervoor een vergoeding betalen van € 19.000,- per jaar. Dit is gelijk aan het bedrag van de AOW-uitkering. Voor de rest kan de werknemer gebruik maken van extra verlofsparen of het naar voren halen van het pensioen. Zodra dat wettelijk mogelijk is wil de FNV hier zo snel mogelijk afspraken over maken in cao’s. Een sterke vakbond is dan essentieel. Op basis van de regeling kunnen ook individuele afspraken worden gemaakt tussen werkgever en werknemer over eerder uittreden, ook als dat niet in de cao staat. Deze afspraken zijn mogelijk vanaf 2021 en dan voor 5 jaar geldig.
Verdere uitwerking van deze afspraken vindt plaats in de werkgroepen. De eerste cao’s met deze afspraken worden nu afgesproken, zoals de VVT (thuiszorg). 

Voor de lange termijn wordt onderzocht of het mogelijk is dat werknemers na 45 jaar werken AOW krijgen. Zie vraag 15.

In het pensioenakkoord is hier een studie over afgesproken. Het kabinet heeft ermee ingestemd om samen met de vakbonden en werkgevers te onderzoeken of de AOW-leeftijd in de toekomst gekoppeld kan worden aan 45 dienstjaren. Dit is vooral belangrijk voor de mensen die al heel jong zijn begonnen met werken. Op dit moment wordt dit onderzocht in een werkgroep.

De komende jaren komt er een ander soort pensioencontract. Dit nieuwe solidaire contract komt in de plaats van de huidige uitkeringsovereenkomst. Belangrijk verschil is dat pensioenfondsen minder hoge buffers hoeven aan te houden. Hierdoor kunnen bij voldoende rendement de pensioenuitkeringen en pensioenopbouw gemakkelijker meestijgen met de prijzen (indexatie). Op verzoek van het kabinet wordt de zogenaamde ‘doorsneesystematiek’ afgeschaft. Afgesproken is dat hierdoor geen groepen erop achteruitgaan. Het nieuwe contract wordt de komende jaren uitgewerkt onder leiding van een Stuurgroep met vertegenwoordigers van het kabinet, werkgevers en de vakbonden. Zij houden in de gaten of het nieuwe contract aan alle afspraken voldoet en of de afgesproken doelen kunnen worden behaald. 

Tot het pensioenakkoord ging het kabinetsbeleid uit van een 1-op-1 koppeling van de AOW-leeftijd aan de stijgende levensverwachting. Dus bij 1 jaar stijging van de gemiddelde levensverwachting moesten we ook 12 maanden langer doorwerken. De FNV wilde 6 maanden langer doorwerken bij 1 jaar stijging levensverwachting. Het compromis uit het akkoord is 8 maanden langer werken bij 1 jaar stijging van de gemiddelde levensverwachting.

Zeker! De afspraken die we hebben gemaakt zijn voor jonge mensen net zo belangrijk als voor ouderen. De leeftijd waarop jij met pensioen kunt stijgt minder snel. Voor jongeren is dat verschil het grootst. En we maken het pensioenstelsel toekomstbestendiger en krijg je meer inzicht in je eigen pensioen. Dat is voor jongeren heel belangrijk; met een pensioenregeling op basis van dit akkoord kun je erop vertrouwen dat ook voor jou te zijner tijd een goed pensioen mogelijk is. Verder gaan we kijken naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat meer mensen pensioen opbouwen. Veel jongeren sparen nu nog niet voor pensioen en, in bijvoorbeeld in de uitzendsector, bouw je nog geen pensioen op over het eerste halfjaar. Dat moet snel verbeteren.

De commissie Parameters onder leiding van Jeroen Dijsselbloem heeft onderzoek gedaan naar de verwachte rendementen in de komende jaren. Deze rendementen zijn van toepassing op het huidige stelsel. Door de uitkomsten van deze commissie zijn in het huidige pensioenstelsel vanaf 2020 extra kortingen nodig op de pensioenen. Dit laat goed zien wat er mis is met het huidige systeem en waarom we dat willen veranderen. 
De rekenregels die nu gehanteerd worden, maken het onmogelijk om het geld bij de mensen te krijgen. Dat willen we oplossen in het nieuwe pensioenstelsel. 

De meeste werknemers bouwen pensioen op in een uitkeringsregeling: een regeling waarbij de pensioenuitkering vooraf met een bepaalde zekerheid wordt vastgesteld. De afgelopen jaren bleek die zekerheid beperkt: pensioenen stegen niet altijd met de inflatie mee en werden soms zelfs verlaagd. Daardoor brokkelt het vertrouwen in het pensioenstelsel af.
Voor veel mensen is niet duidelijk hoe ze pensioen opbouwen. Het stelsel sluit ook onvoldoende aan bij ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: mensen veranderen steeds vaker van baan en er komen meer flexwerkers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) die geen pensioen opbouwen.
Tot slot hebben meerdere kabinetten aangekondigd de huidige doorsneesystematiek af te schaffen. 

Het gaat om een solidair contract, dat werkenden en gepensioneerden eerder perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen. Om de kwaliteit van ons pensioenstelsel ook op langere termijn te waarborgen, introduceren we een nieuw solidair contract. Hier delen mensen en generaties de risico’s, zowel in de opbouwfase als in de uitkeringsfase. In deze nieuwe solidaire regeling komt het deel van de dekkingsgraad boven de 100 eerder dan nu beschikbaar voor indexatie. We bouwen dus minder buffers op. Het geld dat nu naar de buffers toe gaat kan dus eerder bij de mensen terecht komen. Er is dus eerder zicht op een stijging van de pensioenen en de pensioenopbouw. En, eerlijk is eerlijk, doordat er minder buffers zijn zullen de pensioenen in slechte tijden ook eerder worden gekort. Deze kortingen kunnen worden gespreid over maximaal 10 jaar, zodat met name gepensioneerden een redelijk stabiel inkomen behouden.
Daarnaast komt de ingelegde premie ten goede aan de ‘eigen’ pensioenopbouw, in het collectieve geheel. Dit maakt het ook makkelijker voor zzp’ers om aanvullend pensioen op te bouwen. Pensioenfondsen gaan hier mogelijkheden voor scheppen. 
Het nieuwe contract is een solidaire premiecontract, waarin risico’s samen worden gedeeld door werkenden en gepensioneerden. Met een goed uniform beleggingsbeleid dat zorgt voor goede pensioenen voor betaalbare premies.

Dat is fake nieuws. Het is een proefballon van Koolmees. In het nieuwe pensioencontract staat afgesproken dat we een stabiele premie willen. Hoe hoog die uiteindelijk wordt is nog niet bekend. 

De nieuwe regeling is juridisch gezien een premieregeling, met een stabiele premie. Maar het lijkt meer op een CDC regeling (collective defined contribution), waarbij de premie wel voor een bepaalde tijd wordt vastgelegd en alle risico’s collectief vanaf het begin van je werkende leven tot het eind als je komt te overlijden worden gedeeld. In een beschikbare premieregeling worden risico’s veel meer bij het individu neergelegd. Je hebt een eigen beleggingsrekening. Een klap op de financiële markt of een hele lage rente moet je dan in je eentje opvangen.

De pensioenen kunnen sneller omhoog (indexatie), omdat pensioenvermogen minder vast komt te zitten in buffers. Het pensioen gaat daardoor wel meer meebewegen met de economische situatie. Dit betekent dat wanneer het economisch goed gaat er sneller kan worden geïndexeerd en als het tegenzit wordt er sneller gekort. Die indexaties worden wel gespreid, zodat alles ook behoorlijk stabiel is, zonder grote schokken. Om grote schokken te voorkomen worden de mee- en tegenvallers uitgesmeerd over 10 jaar. De pensioenen kunnen in het nieuwe stelsel sneller geïndexeerd worden dan nu, zeker in goede economische tijden. Als het minder goed gaat, gaan de pensioenen eerder omlaag. De verhoging en verlaging van het pensioen mag over 10 jaar worden uitgesmeerd, zodat gepensioneerden geen grote schommelingen in hun inkomen hebben. 

Nee, er komen geen persoonlijke pensioenpotjes. Pensioen blijft collectief en solidair geregeld. Maar het wordt wel makkelijker en overzichtelijker om aan werknemers duidelijk te maken hoeveel ze al voor hun pensioen hebben gespaard en wat dat ongeveer zou betekent voor het inkomen na pensionering. Maar de onzekerheid op de financiële markten kan nog wel voor plussen maar ook voor minnen zorgen.

Allereerst moet je verschil maken tussen AOW en pensioen.

  • Voor de AOW geldt dat de nieuwe afspraak al is omgezet in wet. De verhoging van de AOW-leeftijd is op 1 januari 2020 bevroren op 66 jaar en 4 maanden.
  • Voor pensioenregelingen - dit is het pensioen dat wordt opgebouwd omdat je werkt - geldt dat de afspraken op hoofdlijnen zijn gemaakt en verder moeten worden uitgewerkt. Dan moet de Pensioenwet worden gewijzigd. Vervolgens moeten alle pensioenregelingen in Nederland worden aangepast en moeten pensioenfondsen (administratie)systemen aanpassen.

De verwachting is dat de nieuwe wet nog minstens 2 jaar op zich laat wachten. De invoering kan dan in 2022 beginnen en het zal dan nog een paar jaar duren voordat alle fondsen zijn overgestapt.

Het kabinet wil per sé blijven uitgaan van de risicovrije rente bij het vaststellen van de verplichtingen van pensioenfondsen. De discussie over de rekenrente blijft dus bestaan.

De premie wordt omgezet in pensioenopbouw die past bij de premie en je leeftijd. Aangezien de premie van jongeren langer belegd kan worden, levert die meer pensioenopbouw op dan dezelfde premie voor een oudere. Dat betekent dat jongeren meer pensioen op gaan bouwen dan ouderen, terwijl dat nu voor iedereen gelijk is.

De plotselinge overstap op een nieuwe manier van pensioenopbouw heeft tot gevolg dat de huidige deelnemers minder pensioen opbouwen. In het akkoord is afgesproken dat deze werknemers gecompenseerd gaan worden. De uitwerking daarvan ligt bij de Stuurgroep waar de FNV deel van uitmaakt. Die Stuurgroep moet het eens worden alvorens invoering kan plaatsvinden. 

Dit akkoord bevat de hoofdlijnen. Pensioen is complex en gaat over grote belangen van mensen. De FNV vindt dat zorgvuldigheid belangrijker is dan snelheid. En als we knelpunten in de uitwerking tegenkomen, moeten we daar opnieuw over kunnen praten. Sommige maatregelen van het akkoord zullen veel sneller ingevoerd worden, zoals de bevriezing van de AOW-leeftijd met ingang van volgend jaar en het voorkomen van de kortingen aan het eind van dit jaar. Ook de afspraken voor eerder stoppen met werken kunnen sneller worden ingevoerd dan het pensioenstelsel.

In het akkoord zijn afspraken gemaakt over:

  • Nieuwe pensioenregels voor alle Nederlanders,
  • Dat zzp'ers makkelijker toegang krijgen tot pensioenfondsen,
  • De mogelijkheid tot collectieve afspraken over pensioenen voor zzp’ers,
  • Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zzp’ers.

Lees meer over deze afspraken op fnvzzp.nl

De FNV heeft ruim 25.000 zelfstandigen in haar ledenbestand. Deze zelfstandigen beslissen net zoals alle leden van de FNV mee over het beleid. Vorig jaar werd met een overweldigende meerderheid de 'visie op zelfstandige arbeid' aangenomen. Alle zelfstandigen hebben de gelegenheid gekregen om mee te denken over oplossingen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen. We hebben bijeenkomsten gehouden en filmpjes met uitleg op de website gezet waar leden de gelegenheid hadden om met elkaar te discussiëren. Een verplichting voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering bleek voor de meeste leden de enige oplossing. Alleen dan wordt de verzekering toegankelijk voor iedereen. Verzekeraars krijgen namelijk een acceptatieplicht. En wordt een verzekering betaalbaar voor iedereen. Zowel jong en oud, mensen met risicovolle beroepen of juist niet, iedereen betaalt mee. Het is ook niet meer mogelijk dat bepaalde risico’s worden uitgesloten. Als je nu aan je knie bent geopereerd, kan een verzekeraar bepalen dat toekomstige problemen met die knie niet onder de dekking vallen. Dat is ook afgelopen.

Voor de zomer van 2020 moet er een wetsvoorstel komen. Dat betekent dat belangenbehartigers begin 2020 hun ideeën kunnen inbrengen. Wij vinden een verzekering die zich aanpast aan je inkomen de beste oplossing. Dat wil zeggen dat de premie inkomensafhankelijk is. De uitkering is dat vervolgens ook. Of de uitvoering publiek of privaat zal zijn, weten we nog niet. Koolmees heeft wel laten doorschemeren dat hij aan een publieke regeling denkt. Van belang is dat kosten die een zelfstandige maakt kunnen worden doorberekend in het tarief. Over het hoe en wat als het gaat om tarief berekenen, heeft het Expertisecentrum Zelfstandigen van FNV ZZP een uitgebreid aanbod aan workshops en trainingen.

De exacte regels over de mogelijkheid van de opt-out bij de verplichte AOV zijn nog niet bekend. Wel is zeker dat het om een volwaardig alternatief moet gaan. Denk bijvoorbeeld aan zelfstandige boeren: zij hebben een soort verzekering die de kosten dekt van het inhuren van een vervanger bij ziekte. Het bedrijf kan op dit manier blijven draaien zodat inkomen gegarandeerd is.

Een broodfonds is geen alternatief voor de nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Een broodfonds is geen volledig alternatief, vanwege de beperkte periode van schenkingen van maximaal 2 jaar. Een broodfonds keert ook niet standaard uit tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Deelnemen aan een broodfonds is niet voldoende om van de opt-out gebruik te maken die is afgesproken bij de verplichte AOV. (Hoe de nieuwe verplichte collectieve aov er gaat uit zien weten we nog niet)

Allereerst: nog niks is zeker! Het is nog niet gezegd dat er een speciale verzekering voor zzp'ers moet komen. Het is ook mogelijk dat er één verzekering komt voor alle werkenden. Het gaat erom dat iedere werkende fatsoenlijk is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Over de uitvoering wordt nog nagedacht. Over hoe de verzekering moet worden aangevraagd, hoe hoog de premie wordt, wat de wachttijd is, enzovoort, komt pas in 2020 meer duidelijkheid. FNV Zelfstandigen wil een inkomensafhankelijke premie en inkomensafhankelijke uitkering voor langdurige arbeidsongeschiktheid. Het gaat om langdurige arbeidsongeschiktheid. Het is best mogelijk om de eerste periode op te vangen met een buffer of bijvoorbeeld een broodfonds. Zodra daar meer duidelijkheid over te geven is, geven we die.

Nee. Op sociale media zie je wel verhalen dat het pensioenakkoord zou leiden tot uitverkoop van ons pensioenstelsel aan de markt en met name de verzekeraars. Ons pensioenstelsel is een mix van een publiek gefinancierd staatspensioen voor iedere inwoner van Nederland (de AOW) en privaatrechtelijk gespaard aanvullend pensioen (via collectieve afspraken in de tweede pijler als arbeidsvoorwaarde en/of als individuele regeling in de derde pijler). De afgelopen decennia heeft het aanvullend pensioen aan belang gewonnen, terwijl de publiek gefinancierde AOW is achtergebleven bij de ontwikkeling van de welvaart. In die zin is het pensioen de afgelopen tijd verder geprivatiseerd (meer afhankelijk gemaakt van financiële markten). Met het pensioenakkoord wordt een beweging andersom gemaakt: op korte termijn wordt eenmalig 8 miljard aan publieke middelen extra uitgegeven en op lange termijn nog eens 4 miljard structureel. Dat is vooral ten behoeve van de AOW. Hiermee wordt het publiek gefinancierde deel van ons pensioen relatief vergroot. Door het akkoord wordt ons stelsel dus zeker niet verder geprivatiseerd, integendeel.

Het pensioenakkoord leidt niet tot individualisering en commercialisering. Het geeft bedrijfstakpensioenfondsen juist een sterk, collectief en solidair, nieuw contract met een grote mate van risicodeling tussen individuele deelnemers (werkenden en gepensioneerden) en dus generaties.

Ja dat klopt, het gaat om twee pensioencontracten. In de eerste plaats komt er een nieuw collectief en solidair contract dat perspectief biedt op indexatie,  doordat gerealiseerde rendementen (positief en negatief) eerder kunnen worden toegekend aan de deelnemers. Dat nieuwe contract heeft juridisch het karakter van een premieovereenkomst, maar is een collectief en solidair contract waarin alle deelnemers (werkenden en gepensioneerden) samen delen in de risico’s (zowel het langleven, kortleven, als het beleggingsrisico) en ook risico’s over langere periode door de tijd en over generaties kunnen worden gedeeld.
Het is dus nadrukkelijk geen individuele beschikbare premieregeling waarbij de risico’s worden geïndividualiseerd. 
Het andere contract is de huidige Wet verbeterde premieregelingen zoals die op dit moment voor beschikbare premieregelingen van toepassing is. In dit contract liggen beleggings- en renterisico tijdens een groot deel van de loopbaan bij de individuele werknemer. Tegen het einde van de loopbaan en in de uitkeringsfase worden deze risico’s steeds meer collectief gedeeld. 

Onze pensioenfondsen (bedrijfstak- of ondernemingspensioenfondsen) zijn geen commerciële instelling, dus de winsten (en verliezen) komen ten goede aan het collectief van de deelnemers. 
Bij een beschikbare premieregeling staat de hoogte van het pensioen vooraf niet vast. Deelnemers bouwen met hun premie en rendement een vermogen op, waarmee zij op pensioendatum een levenslange uitkering aankopen. Maar door de daling van de rente en de gestegen levensverwachting valt de hoogte van de uitkering momenteel vaak veel lager uit dan verwacht toen de pensioenregeling werd afgesloten. Ongeveer zes keer zoveel werknemers zitten bij een pensioenfonds dan er een beschikbare premieregeling hebben.

Een groot percentage van de werkgevers en werknemers valt in Nederland onder een door de wet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Grof gezegd betekent dit, dat als het bedrijf in een bepaalde branche werkzaam is, dat dan het pensioenfonds van die branche op de betrokken werknemers van toepassing is. In het pensioenakkoord is een uitdrukkelijke voorwaarde dat de verplichtstelling aan het pensioenfonds overeind blijft in het nieuwe stelsel. De verplichtstelling staat overigens op geen enkele wijze ter discussie. Collectiviteit en solidariteit worden door het akkoord behouden. Het akkoord leidt niet tot privatisering of individualisering en dus ook niet tot commercialisering. De stuurgroep houdt nauwlettend in de gaten dat de verplichtstelling Europees rechtelijk houdbaar blijft. En anders kan de stelselwijziging op deze manier niet doorgaan.

De commissie Dijsselbloem heeft op 6 juni zijn rapport gepresenteerd. Op 11 juni heeft minister Koolmees het rapport publiek gemaakt. Ook heeft hij op 11 juni een brief aan de Tweede Kamer verstuurd waarin hij aangeeft dat het kabinet de aanbevelingen van de commissie volledig overneemt en zal omzetten in wetgeving. De wijziging van de parameters over maximaal verwachte rendementen wordt doorgevoerd per 1 januari 2021. De wijziging van de parameters over de rekenrente voor de verplichtingen (UFR) wordt doorgevoerd per 1 januari 2022.

De verwachte rendementen voor vastrentende waarden (staatsobligaties en bedrijfsobligaties) blijven op dezelfde manier bepaald worden als nu al het geval is.
De verwachte rendementen voor zakelijke waarden worden naar beneden toe bijgesteld. Het maximaal verwachte rendement voor aandelen zakt van 7,5% naar 5,8% en het maximaal verwachte rendement voor vastgoed zakt van 6% naar 4,8%.

Dit heeft drie gevolgen: 

  • Premiestijging: Voor pensioenfondsen die hun premie bepalen op basis van het verwachte rendement (de zogenaamde gedempte premie) zal de premie stijgen.
  • Eerder korten: De kritische dekkingsgraad van het gemiddelde pensioenfonds zal stijgen met ongeveer 6,5%. Voor sommige fondsen zal dit meer zijn en voor sommige fondsen minder. Dat moet nog berekend worden door de fondsen. De kritische dekkingsgraad is het niveau vanwaar pensioenfondsen niet meer binnen 10 jaar kunnen herstellen tot de vereiste dekkingsgraad (dus inclusief de benodigde buffers). Als pensioenfondsen onder dat niveau komen moet er voorwaardelijk worden gekort.
  • Minder indexatie: De hoogte van de dekkingsgraad waarbij volledige indexatie gegeven kan worden, zal voor het gemiddelde pensioenfonds met 2,7% stijgen. Dit kan per fonds variëren.

De aanpassing van de UFR betekent dat de verplichtingen van de pensioenfondsen stijgen en dus dat de dekkingsgraad zal dalen. De dekkingsgraad van het gemiddelde pensioenfonds zal door aanpassing van de UFR-methode flink dalen. Het effect is voor elk pensioenfonds anders en bovendien is de hoogte van de daling afhankelijk van de rentestand. Individuele fondsen zullen dit per fonds moeten doorrekenen.

Deze parameters zijn primair vastgesteld voor het huidige pensioenstelsel. 
In het pensioenakkoord is wel afgesproken dat fondsen in het huidige stelsel niet hoeven te korten als hun dekkingsgraad boven 100% ligt (eigenlijk zouden ze moeten korten als de dekkingsgraad onder 104,5% ligt).  

De commissie Parameters of Dijsselbloem hebben een aanpassing van de UFR voorgesteld. Pensioenfondsen in Nederland berekenen de rente met lange looptijden met een UFR (Ultimate Forward Rate) in plaats van de rente die door de markt wordt bepaald. Voor lange looptijden (langer dan 25 jaar) is er namelijk te weinig vraag en aanbod zodat de hoogte van de rente in de markt wordt bepaald door maar een paar spelers. De UFR- rente die door de commissie Dijsselbloem wordt voorgesteld ligt min of meer op de marktrente. Dit terwijl bekend is dat er geen betrouwbare marktrente is op de lange looptijden. 
 

Cookies op websites van de FNV

De FNV gebruikt functionele cookies die noodzakelijk zijn om de websites zo goed mogelijk te laten functioneren. Daarnaast maken we optioneel gebruik van statistische en marketing cookies. De functionele en statistische cookies maken geen gebruik van persoonsgegevens. De marketing cookies worden gebruikt voor het personaliseren van advertenties. Onderstaand kun je toestemming geven voor het gebruik van cookies. Voor meer informatie, of om op ieder moment je instellingen weer te wijzigen, kun je terecht op onze pagina over de cookies.

Functionele cookies: Cookies die nodig zijn om te zorgen dat de websites naar behoren functioneert.

Statistische cookies

:

Geven inzicht in hoe onze bezoekers de websites gebruiken.

Marketing cookies

:

Deze cookies gebruiken we om de websites op jouw voorkeur af te stemmen.