Ondernemingsraden (OR'en) zijn wettelijk verplicht in Indiase fabrieken met meer dan 100 werknemers. Ook in de kledingsector zijn vele OR’en actief. In opdracht van Mondiaal FNV deed de Britse onderzoeker Stirling Smith onderzoek naar de vraag of deze raden een rol kunnen spelen bij het bevorderen van de oprichting van vakbonden. Zijn antwoord luidt helaas ‘nee’.
Fotografie: iStock/triloks
In India hebben vakbonden het in veel deelstaten zwaar: ze worden tegengewerkt en klein gehouden. Zo ook in de Indiase kledingindustrie, een sector waar Mondiaal FNV actief vakbonden ondersteunt. Veel kledingmerken, multistakeholder-initiatieven en ngo’s zien ondernemingsraden als mogelijke vervanging voor vakbonden om op te komen voor werknemersrechten, in de veronderstelling dat ze ‘de kloof kunnen dichten’ totdat vakbonden de vrijheid hebben om hun werk te doen. In de Indiase kledingindustrie is onder meer door repressie minder dan 5% van de werknemers lid van een vakbond. Reden genoeg om te onderzoeken of deze veronderstelling klopt.
Stirling Smith deed naast literatuuronderzoek ook interviews met onder meer multi-stakeholder initiatieven, organisaties die opkomen voor de rechten van werkenden, en programmapartners van Mondiaal FVN. Ook sprak hij projectleiders die helpen bij het oprichten van OR’en. Het onderzoek ‘The right to organise or the right to talk? Workers’ agency in Indian garment factories’ deed hij onder meer in Tiruppur, een stad in de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu waar veel kleding geproduceerd wordt. “De Indiase wet verplicht fabrieken met meer dan honderd werknemers een OR op te richten”, licht Smith toe. “Ook het management zit in zo’n raad.”
Een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek luidt dat OR’en niet hetzelfde werk doen en niet dezelfde macht hebben als vakbonden. “Ik heb ontdekt dat werkgevers deze raden niet ten volle laten functioneren. Werknemers die zitting hebben in zo’n raad zijn vooral bezig met het oplossen van individuele problemen van collega’s, bijvoorbeeld als het gaat om verlof of het uitbetalen van overwerk. Er zijn altijd veel problemen in deze fabrieken, dus het is belangrijk ze snel op te lossen. Uit ander onderzoek blijkt dat er te weinig vergaderd wordt door OR’en en dat werknemers niet altijd verlof krijgen om naar zo’n vergadering te gaan. Ze krijgen er ook geen extra uren voor.”
Als andere grote beperking noemt Smith het feit dat OR’en niet collectief kunnen onderhandelen over arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. “Dit mogen ze ook niet volgens de Indiase wet. Ook de internationale arbeidsorganisatie ILO stelt overigens dat cao-onderhandelingen alleen door vakbonden gedaan mogen worden. Wel kunnen OR’en de sociale dialoog aangaan over werkomstandigheden, maar ze neigen ernaar om uitsluitend op het niveau van de ideeënbus te functioneren. Dat heeft alles met angst te maken. Omdat het management ook deel uitmaakt van een OR zijn werknemers bang voor hun baan. Een iets te kritische stem kan al gevolgen hebben.”
Tot Smith’s grote verrassing bleek er geen verbinding te bestaan tussen OR’en en vakbonden. “Ik dacht altijd dat als we werknemers trainen om actief in een OR te participeren, dat ze zich vanzelf door-ontwikkelen naar een vakbond. Dat is niet zo, daar hebben we geen enkel bewijs voor gevonden.” Hij benadrukt dat het anti-vakbondssentiment in verschillende deelstaten de groei van bonden tegenwerkt. “De deelstaat Tamil Nadu, waar dit onderzoek plaatsvond, is niet erg vakbondsvriendelijk. Vakbonden moeten zich registreren en dat kost tijd. Inmiddels gaan vakbonden naar de rechter, omdat de overheid de termijn waarbinnen ze een bond moeten registreren laten verlopen.”
Als aanbeveling schrijft Smith dat vakbonden werknemers moeten aanmoedigen om zich verkiesbaar te stellen voor OR’en, en dat ze daarbij ondersteuning moeten bieden. In veel fabrieken vinden niet eens verkiezingen plaats, maar worden werknemers simpelweg aangesteld. “In Bangalore, waar de vakbonden op stadsniveau werken in plaats van op fabrieksniveau, geven ze het advies te regelen dat er verkiezingen komen voor de OR’en. Gekozen leden hebben een directere band met hun collega’s. Als er dan iets gebeurt, zoals een staking die door een vakbond wordt uitgeroepen, dan wordt dit sneller breed gedragen.”
Smith stelt in het onderzoek dat zorgen over gendergelijkheid centraal staan bij het verbeteren van de vakbondsinspanningen in de kledingsector in India. ““Elke dag vindt er seksuele intimidatie plaats in de textielsector. Zaken als crèches en zwangerschapsverlof zijn niet geregeld. Hoe meer vrouwen er in de vakbondsleiding zitten, hoe beter de arbeidsomstandigheden zouden zijn voor vrouwelijke werknemers.”
Beleidsmedewerker Katrine Danielsen Mondiaal FNV is blij met dit onderzoek. “Dit rapport helpt ons de werknemersvertegenwoordiging in de Indiase kledingindustrie te begrijpen”, zegt ze. Het rapport laat zien hoe OR’en helpen bij acute problemen op de werkplek en werknemers aanmoedigen om hun stem te laten horen. Het onderzoek toont echter ook aan dat de ondernemingsraden werknemers niet noodzakelijkerwijs helpen om in contact te komen met vakbonden, vakbonden op te richten of hun recht op vrijheid van vereniging uit te oefenen. Dit is een belangrijke bevinding voor ons en andere organisaties die vakbonden en werknemersrechten ondersteunen. Het laat zien dat het ondersteunen van OR’en niet genoeg is. We moeten meer doen om vakbonden te helpen en vrijheid van vereniging in deze belangrijke sector te ondersteunen.”
We publiceren dit onderzoek bewust op 10 december. De Verenigde Naties hebben 10 december uitgeroepen tot internationale dag van de mensenrechten. Het recht van vakvereniging valt hier ook onder.
Meer lezen over Vakbondsrechten: