Mondiaal FNV richt zones in die vrij zijn van kinderarbeid. Niet alleen de school werkt mee, maar ook de ouders, de dorpsleider, de hele dorpsgemeenschap, de werkgevers en de overheid. In cacaolanden als Ghana en Ivoorkust wordt met deze geografische aanpak al succes geboekt. In Mali wordt zelfs voorkomen dat kinderen in de goudmijnen aan het werk worden gezet.
Daarover gaat de P+ Special van deze week: 'Kinderarbeidvrije zones'. Trudy Kerperien van de onderwijsbond AOb bezocht projecten in Mali, die succesvol zijn.
Voorwaarde is goed onderwijs en stimulerende activiteiten om kinderen op school te houden. Achterstanden op onderwijsgebied moeten ingelopen kunnen worden. De gezinnen moeten georganiseerd zijn en hebben geld nodig voor boeken en schooluniformen.
“Dat kinderen naar school gaan, is een mensenrecht”, zegt Leona McCann in P+. Zij is beleidsmedewerker van Mondiaal FNV, die het project in Ghana begeleidt. “Het is de enige manier om de spiraal van armoede te doorbreken. De strijd tegen kinderarbeid is ook een essentieel onderdeel in de strijd voor een leefbaar loon. Daarom is het nu geïntegreerd in een project dat de hele keten integraal aanpakt. Als de cacaoprijs omhooggaat, krijgen de boeren meer inkomsten en is de noodzaak om hun kinderen aan het werk te zetten minder groot. Zo proberen we een duurzamere oplossing te bieden.”
De Algemene Onderwijsbond (AOb), die vaak samen met Mondiaal FNV anti-kinderarbeidprojecten steunt, is sinds een tiental jaren betrokken bij projecten in Mali. Hierin werkt de AOb met de internationale sectorbond Education International samen met de Malinese onderwijsbond Syndicat National de l'Education et de la Culture (SNEC). Ze zijn actief op scholen in afgelegen plattelandsgemeenschappen bij de goudmijnlocatie in Bougouni in de regio Sikasso. In de goudmijnen vindt de zwaarste vorm van kinderarbeid plaats; er werken zelfs vijfjarigen.
SNEC pakt kinderarbeid aan vanuit de klas”, vertelt Trudy Kerperien, internationaal secretaris van de AOb. “Want zij kunnen natuurlijk niet kinderen van de straat of uit een bedrijf plukken. Uitgangspunt is leerlingen zoveel mogelijk binnen de school te houden en kinderen die stoppen met werken zo snel mogelijk weer te integreren in de klas. Leerkrachten krijgen training in een kindvriendelijker aanpak, betere pedagogiek, betere communicatie met de ouders en kennis over de achtergronden van kinderarbeid. De schoolomgeving wordt aangepakt: muren krijgen een verfje, de rotzooi verdwijnt en het schoolplein wordt ingericht. Buitenschoolse activiteiten, zoals sportevenementen maken het onderwijs ook leuker. Ten slotte zijn er anti-kinderarbeidclubs opgericht, waarin leerlingen elkaar bij de les houden en is er een vereniging van moeders.” In ieder deelnemend dorp een comité van toezicht op kinderarbeid opgezet, die onder leiding van de het traditionele dorpshoofden staat.
De resultaten en vooral de bijeffecten van een zestal projecten zijn vorig jaar in opdracht van de AOb onderzocht. In Mali is de schooluitval in de projectscholen drastisch gedaald.
“Ondanks zware en armoedige omstandigheden lukt het bonden om kinderen naar school te krijgen”, zegt Kerperien. “Als je maar wilt, kun je heel veel. Belangrijk is vanaf het begin de autoriteiten mee te nemen. Ook als je bijna geen geld hebt, kun je wat bereiken. Door bijvoorbeeld met de ouders te praten en hen uit te leggen dat er leerplicht is, kinderarbeid verboden is en dat er kinderrechten zijn. En door te laten zien wat de voordelen van onderwijs zijn.”
Download P+ Special 'Kinderarbeidvrije zones'.
Tekst Astrid van Unen
Foto Trudy Kerperien