Het is nog donker in het dorpje Puerto Wilches in Colombia als mannen met rubberen laarzen en slaperige koppen zich op een hoek verzamelen, hun lunchpakketje in de hand. Precies om kwart voor vijf ’s ochtends haalt een antiek uitziende bus hen op om naar het palmoliebedrijf Palmas de Monterrey te gaan.
Het warme klimaat en de grote ondergrondse watervoorraden zijn uitmuntend om oliepalm te verbouwen. Deze boom kan per dag tot 350 liter water consumeren en van haar vrucht wordt in Colombia gretig palmolie gemaakt. Het land is namelijk Latijns-Amerika’s grootste palmolieproducent. Europa, en Nederland in het bijzonder, neemt hier zo’n 30 procent van af. De overige 70 procent blijft in Colombia en wordt vooral gebruikt voor biodiesel.
Palmolie zit in ongeveer de helft van de voedingsmiddelen in de supermarkt. De olie zit bijvoorbeeld in de meeste tandpasta’s en shampoo, maar ook in Doritos chips, margarine, koekjes, chocola en schoonmaakmiddelen. Het gebruik van biobrandstoffen waar palmolie in zit verwerkt, heeft de internationale vraag flink doen stijgen. Maar met de toenemende vraag, kwamen ook de problemen. Grote stukken oerwoud werden gekapt, Colombiaanse boeren raakten ontheemd door de aanleg van plantages op hun land, en arbeidsrechten staan ernstig onder druk in de sector.
Eenmaal bij het palmoliebedrijf aangekomen, wacht de arbeiders uit Puerto Wilches een lange, zware dag. “Ze laten ons als een stel slaven werken hier,” zegt Hector Rodríguez, verwijzend naar Colombia’s slavernijverleden. Hij zit achterop een houten kar die voortgetrokken wordt door een buffel en is op weg naar zijn voormalige werkplaats op de plantage. Al zwoegend begeeft de buffel zich over een pad dat een groene zee van palmbomen doorkruist met het eerste daglicht. Een buffel kan een kar met zo’n 700 kilo palmfruit trekken, maar dit is vaak nog niet eens het quotum waar een plantagearbeider per dag aan moet voldoen. Plantagearbeiders hebben wisselende quota tot 1600 kilo palmfruit die zij dagelijks moeten oogsten.
Hector Rodriguez
Rodríguez woont samen met zijn vrouw en drie jonge kinderen in een huis dat uit houten planken is gebouwd. Er is duidelijk geen geld besteed aan het verven of lakken van zijn muren. “Het is altijd al mijn droom geweest om mijn huis op te knappen,” zegt Rodríguez met een trieste blik. “Maar ik heb er geen geld voor”.
Al 18 jaar werkt Rodríguez in de palmoliesector en drie jaar geleden kreeg hij een vast contract van Palmas de Monterrey. Kort daarna kreeg hij lichamelijke klachten: zijn rug en schouders waren versleten door het zware werk op de plantage. Het palmoliebedrijf was hem verplicht een andere baan binnen het bedrijf aan te bieden, waardoor hij nu verschillende klusjes uitvoert in de fabriek waar de oliën van de palmvruchten worden onttrokken. Maar daar verdient hij nu veel minder mee dan met zijn oude werk. Op de plantage kon hij namelijk een flinke bonus bovenop zijn magere loon verdienen als hij meer dan zijn verplichte quotum oogstte, en nu zit hij op een arbeidsplaats waar hij vast 27 duizend Colombiaanse pesos per dag verdient (zo’n €7,65), zonder bonussen.
Dit bedrag komt net boven het Colombiaanse minimumloon uit. “Bij ziekte worden we gestraft met een slecht betaald baantje,” klaagt Rodríguez, die een verbouwing met zijn huidige loon wel kan vergeten.
Veel plantagewerkers hebben klachten aan hun rug en schouders, maar er zijn weinig alternatieve werkmogelijkheden. Het vaste contract heeft Rodríguez te danken aan het harde werk van de vakbond Sintrapalmas, dat langdurig onderhandelingen voerde met het palmbedrijf. Mondiaal FNV steunt deze vakbond.
Arbeiders gaan naar palmolieplantage in Colombia
Miguel Antonio García is de president van de vakbond Sintrapalmas in Puerto Wilches. Hij begon te werken op de plantage toen hij 18 jaar was. Met zijn huidige 47 jaar is hij vrijwel ‘op’. Nu wacht hij op een schouderoperatie. “De situatie is verslechterd. De palmfruitquota zijn maar liefst vijf keer gestegen, terwijl het loon hetzelfde is gebleven.” Het is volgens Garcia moeilijker geworden om te sparen en toekomstplannen te maken zonder goede en stabiele inkomsten, en door het grote gezondheidsrisico dat het werk met zich meedraagt.
In Colombia zijn veertien vakbonden geregistreerd in de palmolie-industrie met in totaal 5209 leden. De vakbonden hebben hard moeten onderhandelen om werknemers aan een vast contract te helpen. Vroeger hadden de arbeiders hier wel beschikking over, maar toen de paramilitairen de regio van Puerto Wilches in 1994 binnentraden werden werknemers en vakbondsleden flink onder druk gezet en bedreigd. De palmoliebedrijven begonnen toen met het uitbesteden van werk zonder vaste contracten.
“De enige manier waarop iemand zijn arbeidsrechten nog kan claimen,” begint García met een ernstige blik in zijn ogen, “is via de vakbonden”. Hij legt uit dat niet georganiseerde arbeiders geen enkele manier hebben om met het bedrijf te onderhandelen. Dankzij stakingen in 2011 en in 2014 bleven de (resterende) vakbonden druk op de palmoliesector uitoefenen. “We hebben elke dag gevochten voor de directe contracten voor arbeiders, daarom zijn we georganiseerd en heeft de arbeider een vaste baan.” Formalisering van arbeid is bij veel bedrijven nog niet gelukt, maar op zijn minst heeft Sintrapalmas bij Palmas de Monterrey al iets voor haar mensen kunnen bereiken.
Veel andere bedrijven in de sector werken met tijdelijke arbeiders die een werkgever bij lichamelijke klachten gemakkelijk aan de kant kan zetten. Verder hebben de meeste palmoliebedrijven niet zo veel op met de vakbonden. Arbeidsrechten worden vaak geschonden en als een werknemer het waagt om zich bij een vakbond aan te sluiten wordt deze vaak ontslagen – er is toch geen vast contract.
Maar zelfs een vast contract geeft blijkbaar geen garantie dat je je werk houdt. De 30-jarige Andrey Piñeros was lid van de vakbond Sintraproaceites toen hij voor het palmoliebedrijf Indupalma werkte, in het dorp San Alberto. Zijn vakbondsbezigheden kwamen hem duur te staan. Enthousiast als hij is voor het vakbondswerk, werd hij een mondig lid binnen Sintraproaceites en wilde in toenemende mate over verbetering van arbeidsomstandigheden praten. De vakbond probeerde hem al af te remmen in zijn activiteiten, maar het bedrijf besloot hem uiteindelijk op straat te zetten. "De Colombiaanse wet is zo opgesteld dat een werkgever een contract unilateraal kan opzeggen," vertelt Piñeros. Hij voelt zich niet meer gesteund door zijn vakbond.
Luz op de palmolieplantage in Colombia
De werkdag op de plantage in Palmas de Monterrey loopt op zijn einde. Een kleine gestalte komt haastig onder de palmbladeren aanlopen en sproeit een witte wolk over een tros met palmvluchten. “Het besproeiingsmechanisme werkt niet zo goed,” lacht de 26-jarige Luz verlegen, een alleenstaande moeder die als ‘besproeier’ op de plantage de palmvruchten tegen plagen beschermt. Ze draagt een spijkerbroek en rubberen laarzen en heeft geen mondkapje voor. “Sorry, ik moet door”, verontschuldigt ze zich na een tijdje. De bus naar huis vertrekt bijna en ze heeft nog niet haar dagquotum van 10 hectare behaald. Zo snel als ze opdook, verdwijnt ze weer tussen de palmbladeren.
Gemaakt door Sytske Susie Jellema en Bram Ebus.