De komende jaren gaan veel Nederlandse bedrijven meewerken aan het duurzamer en eerlijker maken van de internationale productie van kleding en textiel. Dat is de kern van het 'Kleding & Textielconvenant' dat op maandag 4 juli is getekend in Den Haag. De FNV is enthousiast deelnemer.
Jacob Plat (FNV Fashion): 'Drie jaar na de ramp met de fabriek Rana Plaza in Bangladesh hebben we nu eindelijk een instrument waarmee merken en bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. Zodat we daarmee nieuwe rampen kunnen voorkomen.'
Bij het maken van kleding en textiel in landen als Bangladesh, India, Pakistan en Turkije gaan bedrijven, vakbonden en ngo's voortaan samen meer letten op de belangen van werknemers en het milieu.
Ze gaan discriminatie, kinderarbeid en gedwongen arbeid aanpakken en zich inzetten voor vrije onderhandelingen door onafhankelijke vakbonden en voor leefbaar loon en veilig en gezond werken.
Ook gaan ze letten op besparing van grondstoffen en hergebruik, minder gebruik van water, energie en chemicaliën, minder chemisch afval en afvalwater en het voorkomen van dierenleed.
Behalve Coen van der Veer namens de FNV tekenden 55 bedrijven, minister Ploumen van Ontwikkelingssamenwerking en vertegenwoordigers van de brancheorganisaties VGT, Modint en In retail, Solidaridad, UNICEF Nederland, Landelijke India Werkgroep, Coalitie Stop Kinderarbeid, Stichting Vier Voeters, en vakbond CNV.
Bekende namen zoals de Bijenkorf, Wehkamp, CoolCat, Zeeman, Hema en G-Star behoren tot de 55 bedrijven die hebben ondertekend.
De bedrijven maken jaarlijks een plan van aanpak met concrete doelen. Dit doen ze op basis van onderzoek naar problemen en risico's bij hun eigen leveranciers en in hun eigen keten.
Een onafhankelijk secretariaat bij de SER beoordeelt de verbeterplannen op kwaliteit en ambitie. Vakbonden en andere maatschappelijke organisaties bieden ondersteuning met hun kennis en expertise en betrekken lokale partners bij de uitvoering van de plannen.
De Nederlandse overheid wil met overheden in productielanden afspraken maken over bijvoorbeeld versterking van hun arbeidsinspectie. De overheid spant zich ook in om het convenant samen met vergelijkbare buitenlandse initiatieven uit te breiden naar een Europese aanpak. Ieder jaar verschijnt een verslag van de activiteiten en de resultaten.
Dit is het eerste van een aantal IMVO-convenanten dat internationale ketens helpt verduurzamen (IMVO = Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen).
Coen van der Veer, dagelijks bestuur FNV: 'Dit is het eerste convenant van maatschappelijke groepen, vakbonden, overheid en de werkgevers in de branche zelf, waarin we internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen handen en voeten geven. Met de banken doen we binnenkort iets vergelijkbaars. Vanuit de SER hebben we als FNV hier heel erg op aangedrongen en ik ben blij om te zien dat het werkt.'
De deelnemende bedrijven vertegenwoordigen samen meer dan een derde van de omzet (€ 3,5 miljard) op de Nederlandse markt. Met het convenant bundelt een brede coalitie hun krachten om de internationale kleding- en textielsector verder te verduurzamen. De verwachting is dat in 2018 minstens de helft van de Nederlandse kleding- en textielsector en in 2020 80 procent zal meedoen.
Coen van der Veer: 'Dit moet zich natuurlijk in de praktijk nog bewijzen. Maar met dit convenant in de hand kunnen we samen met vakbonden in de betreffende landen echt werk gaan maken van vakbondsvrijheid, leefbaar loon en veilige werkomstandigheden.'