72% van de leden van FNV Overheid heeft ingestemd met de nieuwe pensioenregeling. Als ook de achterbannen van de andere vakbonden voor overheid- en onderwijspersoneel hiermee instemmen, kan ABP, het grootste pensioenfonds van Nederland, deze zomer nog beginnen met de uitwerking. Op 1 januari 2027 moet de nieuwe pensioenregeling dan ingaan.
ABP is het grootste pensioenfonds van Nederland met 3,1 miljoen deelnemers, die werken of gewerkt hebben bij de overheid, zoals ministeries, gemeenten, provincies, waterschappen, stadsvervoer, onderwijs, politie of defensie en veel andere sectoren die aan overheidstaken zijn verbonden.
Peter Seesing, bestuurder FNV Overheid en vertegenwoordiger van de FNV in de Pensioenkamer: ‘Onze leden, werkend of gepensioneerd, hebben zich eensgezind uitgesproken vóór het behoud van een koopkrachtig pensioen. Zonder pech- en gelukgeneraties. Het accent blijft liggen op solidariteit en zekerheid.’
- Solidaire Premieregeling (SPR), zonder pech- of gelukgeneraties.
- Solidariteitsreserve om tegenvallers collectief op te vangen.
- Een beter nabestaandenpensioen waarbij de nabestaande 41% krijgt
van het laatst verdiende salaris. Kinderen tot en met 25 jaar krijgen 7%.
- Compensatie voor werknemers tussen de 45 en 65 jaar die nadeel ondervinden van het afschaffen doorsneepremie.
Veranderen gaan de pensioenen in Nederland sowieso, dat is wettelijk vastgelegd. Maar hoe dat precies uitpakt voor de werknemers, bepalen de sociale partners zelf. Eind vorig jaar (15 december) zijn de vakbonden, werkgevers en ABP na intensieve besprekingen en onderhandelingen tot een voorlopig akkoord gekomen. Dat akkoord is vervolgens uitgewerkt in het Transitieplan.
Terwijl ABP nu over één grote pot pensioenvermogen beschikt en dat op één manier belegt, krijgt in het nieuwe stelsel elke deelnemer zijn eigen persoonlijk pensioenvermogen. Het voordeel is dat de beleggingen dan afgestemd worden op de leeftijd.
Zo kan het geld van jonge deelnemers volledig in risicovollere beleggingen worden gestoken, zoals aandelen en vastgoed. Die leveren doorgaans meer rendement op en er is genoeg tijd om tussentijdse beursdips op te vangen.
Vanaf 45 jaar wordt het risico vervolgens geleidelijk afgebouwd, door obligaties aan de beleggingsportefeuille toe te voegen. Als het moment nadert dat de beleggingen voor een pensioen moeten gaan zorgen is er meer zekerheid nodig.