Vakbonden FNV, CNV Vakmensen, De Unie en LBV praten al sinds september over een nieuwe cao voor de uitzendbranche met uitzendkoepels ABU en NBBU. De uitgangspunten voor een goede cao liggen echter mijlenver uit elkaar. Volgens de vakbonden zetten uitzendbureaus vooral in op uitzendwerk als goedkope arbeid.
Karin Heynsdijk, bestuurder FNV Flex: ‘Door in te zetten op goedkope arbied werk je in de hand dat uitzendkrachten op structureel werk ingezet worden en dat gaat ten koste van vaste arbeidsplekken. Dat is juist de kant die we niet op moeten met de arbeidsmarkt. In Nederland geldt: gelijk loon voor gelijk werk. Maar blijkbaar geldt dat voor uitzendkrachten niet. Zij krijgen voor hetzelfde werk bij dezelfde werkgever minder loon. Die ongelijkheid moet er echt uit.’
De bonden willen dat de meest onzekere fase van het uitzendwerk, waarbij iemand elk moment zonder werk en inkomen kan komen te zitten, verkort wordt van 78 weken naar 26 weken en dat de uitzendbureaus stoppen met het rondpompen van de uitzendkrachten.
ABU en NBBU willen niet verder gaan dan 52 weken en ze geven daarbij geen zekerheid over uren en dus inkomen. Vervolgens kan de uitzendkracht dan steeds weer voor zes maanden in de wachtkamer worden gezet, waarna de periode van 52 weken weer opnieuw begint. Marten Jukema, bestuurder CNV Vakmensen: ‘Ook hebben uitzendbureaus teveel mogelijkheden om uitzendkrachten geen loon te hoeven doorbetalen terwijl ze wel een contract hebben. Daar moeten we zo snel mogelijk vanaf.'
Een ander punt waarover beide partijen niet tot elkaar komen is budget voor scholing die bijdraagt aan duurzame inzetbaarheid van uitzendkrachten. De uitzendkoepels willen daar geen cent extra voor uittrekken, terwijl de vakbonden een persoonlijk budget van een paar honderd euro willen voor elke uitzendkracht.
Gerard van der Lit bestuurder De Unie: ‘Uitzendwerkgevers spiegelen de uitzendkrachten een mooie en zekere toekomst voor, met de belofte van scholing en doorstromen naar een vaste baan.’ De praktijk wijst echter uit dat het merendeel van hen wel uitstroomt, maar dan naar de WW of bijstand. En als het meezit, beginnen ze weer van voren af aan in een uitzendbaan op hetzelfde niveau. Ze komen geen steek verder.’
De vakbonden maken zich ook zorgen over de pensioenopbouw van uitzendkrachten. Marco Stavinga bestuurder LBV (Landelijke Belangen Vereniging): ‘We praten er nu al meer dan tien jaar over, maar nog steeds weigeren de uitzendwerkgevers een fatsoenlijke pensioenpremie te betalen. Als de pensioenopbouw al beter wordt dan is het de uitzendkracht zelf die de rekening daarvoor betaalt. Alles om de uitzendkracht zo goedkoop mogelijk aan te bieden aan de inleners.’
De vakbonden vinden dat de uitzendbureaus het voortouw moeten nemen in het terugdringen van de doorgeslagen flexibilisering. Heynsdijk: ‘Ze moeten niet achterover leunen en wachten totdat de politieke partijen hun verkiezingsbeloftes waarmaken.’