De oprichting van het netwerk International Palm Oil Workers United doet de harten van palmoliewerkers in Colombia en Indonesië sneller kloppen. De nood is hoog, evenals de verwachtingen. De Colombiaanse vakbondsleider Nelsón José Jiménez Ramirez zegt: “Ik ben ervan overtuigd dat wij in grotere aantallen zijn dan de ondernemers. Wij vormen een macht.”
Nelsón Jiménez (49) maakt een gesloten indruk, maar antwoordt open op alle vragen. Hij formuleert zorgvuldig. “Ik ben vakbondsleider van Sintraimagra en werk als operator in een persfabriek (waar de vruchten worden geperst tot ruwe olie). In deze fabriek in Villavivencio werk ik al mijn hele leven.”
Het constant ontwikkelen van vakbondswerk en het verdedigen van arbeidsrechten, dat zijn centrale speerpunten in het leven van Nelsón. “We strijden voor het welzijn van de werkers in de palmoliesector. Niet alleen financieel, maar ook op sociaal vlak. Werkers hebben nu te maken met exploitatie, tegenwerking van vakvereniging en precair werk. We zijn niet tegen de bedrijven, maar we willen eerlijk werk en een passend salaris. We zetten ons in voor directe en vaste contracten. Nu is wordt er nog veel werk geoutsourcet, maar we willen voor iedereen dezelfde rechten.”
Nelsón noemt met name de positie van vrouwen erg kwetsbaar. “Wanneer zij bestuiven komen zij in aanraking met pesticiden en andere substanties, zoals feromonen, die op de bomen worden gesproeid. Zij ademen dit in, wat zich door het hele lichaam verspreid. In gebieden waar veel plantages zijn, komt dit vaak voor. Een ander probleem is dat vrouwen vaak dagloners zijn of op oproepbasis werken. Als het regent mogen ze niet sproeien en worden ze weer naar huis gestuurd, zonder loon. Zij hebben nul garantie op werk. Bedrijven doen alsof ze voor hen sociale verzekeringen betalen, maar dat doen ze niet. Daar hebben we een klacht over ingediend. Dit komt ook voor bij de werkers die het fruit oogsten, als het regent krijgen ze niet betaald. Er zijn ook nog andere thema's. Vaak zijn er bijvoorbeeld geen aparte toiletten voor vrouwen, ze moeten dus het herentoilet gebruiken of buiten hun behoefte doen.
Er is dus genoeg werk aan de winkel voor de palmolievakbond Sintraimagra. Veelal gebeurt dit aan de overlegtafel met de werkgever, vertelt Nelsón. “Wij verzamelen informatie onder de werkers en leggen dit aan tafel voor. Maar eigenlijk is het een wassen neus, want we vergaderen wel, maar de directie doet niks. Ze denken: pappen en nathouden. We hebben bij het bedrijf wel gepleit voor opleidingen en trainingen, want veel werkers hebben geen middelbare school gehad. En we willen betere huisvesting, maar we moet er hard voor strijden.” Meer actie sectorbreed zou welkom zijn, maar de palmoliebonden zijn het onderling zelden met elkaar eens. “Daardoor hebben we minder daadkracht, en daarom zijn we hier in Nederland, om met elkaar in gesprek te komen. Zoeken we naar manieren om de arbeidsomstandigheden van de werkers te verbeteren. Toch hebben we iets bereikt bij het bedrijf Manuelita. Door de strijd van de vakbond en de voorgelegde eisen aan het bedrijf, is er een plan gemaakt om de huizen te verbeteren, alsook het lager en middelbaar onderwijs voor de werkers.”
De impact van lage lonen, hard werken onder slechte omstandigheden en gebrek aan werkzekerheid is groot, zegt hij. “In het dagelijks leven schuurt het gebrek aan garanties. We kunnen geen toekomst voor onze kinderen opbouwen. Mensen hebben geen goed huis en kunnen geen goed onderwijs betalen. De palmolie-industrie groeit, maar wij merken daar niks van. Bedrijven houden onze kinderen ook van scholing af. Ik heb zelf vier kinderen, van twintig tot 25 jaar. Zij hebben kunnen studeren omdat ik bij de bank een lening heb afgesloten en omdat mijn vrouw ook altijd heeft gewerkt. De lening is nog niet afbetaald; ik heb sommige termijnen niet kunnen betalen.”
Vakbondswerk in Colombia is zwaar. Vakbondsleden worden bedreigd, vakbonden vakkundig tegengewerkt. “Dat zal zo blijven zolang bedrijven geen oog hebben voor de mens achter de werknemer”, zegt Nelsón. “Vakbondswerk is als een vlag, die moet je elke dag weer hijsen totdat wij ons doel hebben bereikt. Dat is het welzijn van alle medewerkers in de palmolie-industrie en een leefbaar loon. Dat is een dagelijkse strijd tegen de werkgeversverenigingen en de bedrijven. Maar we kunnen niet stoppen voordat alles is geregeld.”
Hij blijft gestaag doorstrijden. “Ik geloof in deze strijd, en ik geloof dat wij dit samen moeten doen. Samen moeten we iets in beweging krijgen. Daarvoor moeten we meer leiders opleiden, meer kennis vergaren. Ik probeer ook mezelf te empoweren en kennis te verzamelen en die door te geven aan andere leden. Ik wil dit delen, want ik ben ervan overtuigd dat wij in grotere aantallen zijn dan de ondernemers. Wij vormen een macht.”
Nu is in maart het netwerk International Palm Oil Workers United opgericht. Nelsón noemt dit “extreem belangrijk”, een netwerk van strategisch belang. “Via dit internationale netwerk kunnen we de hele wereld laten zien wat er gebeurt op de plantages. Hierdoor kan onze stem gehoord worden, de stem van de werkers. Door Colombia, Indonesië en Afrika komen we in contact met alle kopende landen. Zij leren hoe de arbeidsomstandigheden er in de producerende landen aan toe zijn. Dat wordt voor de productiebedrijven nog lastig. Het is geweldig dat we van de Europese bonden, waaronder de FNV, steun krijgen.” Nelson steekt zijn vuist omhoog: “We zullen blijven vechten!”
Interview: Astrid van Unen