Ze zijn onontbeerlijk, het leger aan huishoudelijk medewerkers die in gezinnen schoonmaken, babysitten en zorgen voor ouderen. Nu we allemaal in de ban zijn van het coronavirus, zijn ze meestal niet welkom, veelal zonder doorbetaling. De vakbonden roeren zich voor deze informeel werkenden.
Marcolina uit Peru. Foto: Jan Banning
Nederland telt zo’n 40.000 tot 75.000 ongedocumenteerde migranten die huishoudelijk werk verrichten. Zonder werkvergunning, maar vaak onontbeerlijk voor gezinnen waar full time wordt gewerkt. Ze hebben geen werkvergunning, en daarmee geen recht op een uitkering of een andere vergoeding. De situatie voor deze mensen is zeer nijpend. Sommigen dreigen het dak boven hun hoofd te verliezen.
De FNV heeft op 24 april in een brief aan minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangedrongen op maatregelen die bijdragen aan het verlichten van de acute problemen van huishoudelijk werkers. Ook vraagt de FNV om een structurele oplossing en huishoudelijk werkers, zoals vastgelegd in ILO-conventie 189, net als alle andere werknemers volwaardige rechten en bescherming te bieden.
Sinds 2008 hebben een aantal Migrant Domestic Workers, zoals ze worden genoemd in het Engels, samen met hun gemeenschappen en ondersteunende organisaties, zich georganiseerd als vakbondsnetwerk in samenwerking met de FNV. De Filipijnse Bing Molabin uit Rotterdam is heel actief in dit netwerk. Van de 9 werkgevers bij wie ze poetst, is ze nog bij 3 welkom. Maar Bing heeft ‘geluk’: de andere 6 betalen haar (deels) door. “Ik heb wel minder inkomen”, vertelt ze aan de telefoon. “Als medeoprichter van Stichting Fil-mis (Filipino Migrants in Solidarity) krijg ik berichten over de situatie van ongedocumenteerde migrantwerkers in Nederland. Uit andere grote steden hoor ik dat huishoudelijk medewerkers veel werk hebben verloren zonder compensatie. Via Fil-mis probeer ik hen financieel een beetje te helpen, zodat ze toch boodschappen kunnen doen.”
Veel huishoudelijk medewerkers die nu in de problemen zitten, zwijgen. “Ze zijn bang”, vertelt Bing. “Ik moedig hen aan juist wel hun mond open te doen, want het is nu de tijd om ons te verenigen en laten horen. Hun problemen zijn groot; ze verdienen ook geld voor hun families in de Filippijnen, die nu niets ontvangen. Mijn hart bloedt als ik die verhalen hoor. Wij zijn ook maar mensen. Dus zeg ik tegen hen: doe je mond open en vraag om hulp!” Bing zet zich ook in voor de crowdfundingsactie die Domestic Workers Netherlands is gestart om deze collega’s in nood te helpen.
De economische crisis slaat ook hard toe bij huishoudelijk medewerkers elders in de wereld. In de Peruaanse hoofdstad Lima heeft vakbondsleider Marcolina Infante Ramirez van Mondiaal FNV-partner Sinttrahol grote zorgen om haar zoon: hoe geeft ze die te eten nu ze nul uren maakt? “De mevrouw voor wie ik het meeste werk, heeft mij niet gebeld. Dat is het probleem van de informele sector; we zijn heel kwetsbaar. Ondanks alle strijd die we voeren, doet de regering niets. Normaal werk ik ook bij ouderen. Ik weet niet of ze me niet vragen om mij te beschermen of zichzelf.”
Ook de Indiase Laxmi uit Bangalore, voorzitter van de Domestic Workers Rights Union, weet niet hoe ze de eindjes aan elkaar moet knopen. “Tot de lockdown had ik 3 huizen waar ik werkte. Sinds begin mei mogen we van de regering weer werken, maar 2 werkgevers hebben gezegd dat ik niet meer hoef te komen. Thuis delen we met vijven een kleine ruimte. Mijn man en ik, 2 kinderen en een schoondochter die 5 maanden zwanger is. Mijn man is ziek, ik heb zelf diabetes. De zwangerschap van mijn schoondochter heeft complicaties; ik zorg nu voor haar. Dus de ellende is groot. Normaal werken we met vieren, nu maar eentje. We hebben nauwelijks inkomen.”
De Kameroense Viany Nguemakoue Djouffa werkt sinds 2,5 jaar in Libanon. Via een tussenbureau krijgt ze opdrachten voor huishoudelijk werk. “Sinds 1 mei mogen we weer werken, maar het bureau waar we voor werken, belt ons niet. Het betaalt ons ook niet door. Dat bureau regelt normaal al het werk, zorgt voor vervoer en uitbetaling. We weten niet waarom we niet worden gebeld, het is heel frustrerend. Wat ik nu doe? Veel slapen, want er is niet veel te doen. We kunnen niet op visite ofzo.”
De Peruaanse Marcolina kan de huur niet betalen. “Ik moet na de pandemie een goedkopere woning gaan zoeken. We ontvangen wat voedsel van het ministerie van Vrouwenzaken. Verder krijg ik steun van familie en de vakbond. We zijn wanhopig, dit mag niet lang duren, want dan is al het geld op. De gezondheidszorg is lange tijd verwaarloosd. Onze algemeen secretaris heeft veel contact met de kerk. Zij probeert medicijnen en voedsel te regelen voor de collega’s die ziek zijn geworden.”
Laxmi krijgt via het publieke distributiesysteem rijst. “En daar leven we al weken van. De prijzen van boodschappen zijn flink omhoog gegaan. Groentes zijn onbetaalbaar, zo duur dat bijna niemand die kan kopen. De regering draagt niets bij, via de vakbond krijgen we ook af en toe rijst.” In Libanon overleeft Viany door geld te lenen. “We hebben allemaal een beetje spaargeld, maar het mijne is niet voldoende. Dus leen ik van mijn huisgenoten geld, met de belofte dit na de coronacrisis terug te betalen. Bij het bureau hoef ik niet aan te kloppen, zij zijn mij nog twee maanden loon schuldig. We krijgen geen financiële hulp van de regering. Vorige week kwam de voorzitster van de Kameroen-gemeenschap langs met 2 kilo rijst en 2 dozen noedels. Zij helpt ons altijd als er problemen zijn.”
Marcolina schetst de situatie in Peru als volgt: “Mijn collega’s lopen tegen 2 soorten problemen aan. De huishoudelijke hulpen die in het huis van hun werkgever wonen, zitten sinds 16 maart vast. De huishoudelijk medewerkers die zelfstandig wonen – zoals ik – kunnen niet uit werken gaan en hebben dus geen inkomen.” De eerste groep heeft problemen met het binnen blijven. Zij kunnen wel blijven werken, maar geen familie of hun eigen kinderen bezoeken, terwijl ze dat heel graag willen. “Sommige werkgevers dreigen dat ze niet meer terug mogen komen als ze naar buiten gaan. Of ze korten op hun salaris.”
Viany deelt met 4 andere migrant werkers een appartement. Ze zitten in hetzelfde schuitje. “We zijn bang om naar buiten te gaan, bang voor corona, vooral als iemand in je buurt kucht. We houden veel afstand en proberen zoveel mogelijk op te passen. Want als we echt ziek worden, hebben we een groot probleem. We kunnen niet naar een ziekenhuis, want daar heb je een paspoort of identiteitsbewijs voor nodig. Maar die is door de bedrijfsleider van het bureau ingenomen, zoals het Kafala-systeem vereist. We hebben ook geen ziektekostenverzekering en we zijn bang te worden teruggestuurd naar Kameroen.”
De vakbond is de enige die voor deze groep opkomt, zegt Marcolina, en druk uitoefent op de regering. “We onderhouden het contact met de leden en verzamelen de klachten. We proberen steun te krijgen en fondsen op te richten voor voedselpakketten. Wat werkgevers doen, druist tegen de wet in, maar we kunnen op dit moment niks doen en de vrouwen zijn bang om hun baan te verliezen. De regering heeft eenmalig 230 dollar aan 6 miljoen huishoudens toegezegd, maar huishoudelijke hulpen vallen niet binnen deze regeling. De vakbond onderhandelt nu met de regering om ons ook onder die regeling te krijgen.”
De Kameroen-gemeenschap in Libanon is lid van Mondiaal FNV-partner The International Domestic Workers Federation. Deze vakbondsfederatie steunt de meisjes waar mogelijk. “Maar ik denk dat we meer organisaties nodig hebben om onze stem te laten horen. Want we moeten echt vechten tegen dat Kafala-systeem, zodat we onze eigen documenten kunnen behouden. We zijn nu niet vrij.”
De overheid moet zekerheid bieden, vindt Laxmi, meer verantwoordelijkheid nemen en hen compensatie bieden. “Huishoudelijk medewerkers vallen onder geen enkele wet, hebben geen identiteit. De regering beloofde 1000 roepies aan vrouwen zoals ik, maar toen de vakbond het bedrag voor ons kwam opvragen, zeiden ze dat die regeling nog niet in werking was. Ondertussen zijn de drankwinkels weer open gegaan en neemt het huiselijk geweld weer toe. Niet in mijn huis, mijn man is niet gewelddadig, maar ik hoor het wel om me heen. De vakbond is in deze tijd wel de bron van hoop. Hij is de enige die voor ons opkomt.”
Op 16 juni, International Domestic Workers Day, hebben 3 partners van Mondiaal FNV, vakbonden voor huishoudelijke medewerkers in Bangalore, India, een rapport gepubliceerd. Naast de gevolgen van de coronacrisis voor het werk en leven van huishoudelijk medewerkers, staan in het rapport ook eisen aan de overheid en welzijnsorganisaties: 'The Covid-19 pandemic and the invisible workers of the household economy'
Interviews: Astrid van Unen