De regering van Bangladesh zal de verworvenheden van het Akkoord van Bangladesh niet meer voortzetten. In plaats van te onderhandelen over een verantwoorde overdracht van Accord-functies, blijft de regering van Bangladesh vasthouden aan de deadline waarop het Accord Bangladesh moet verlaten. Intussen zwelt het protest onder textielarbeiders aan.
Het zogenoemde Accord was een reactie was op de ineenstorting van het Rana Plaza-gebouw in 2013 dat meer dan 1000 levens kostte. Vakbonden uit binnen- en buitenland en internationale kledingmerken richtten gezamenlijk met de Bengaalse overheid het Accord op om alle gebouwen in de textielindustrie in Bangladesh veiliger te maken. Deze klus is nog niet af, maar de Bengaalse regering, duidelijk klaar met buitenlandse bemoeienis, wil het heft in eigen hand nemen.
De internationale sectorbond IndustriALL was kartrekker van het Accord. Samen met een andere internationale sectorbond, UNI, deed ze een verklaring uitgaan. ‘De regering heeft consequent geweigerd om alle voorwaarden voor de overdracht van fabrieken te accepteren en beweert (zonder bewijs te leveren) dat de RCC (de Bengaalse arbeidsinspectie, red.) alle eisen heeft gehaald die door de ILO zijn ontwikkeld en door de regering zijn goedgekeurd. Zowel de ILO als de Europese Commissie hebben herhaaldelijk verklaard dat de RCC nog lang niet klaar is om de Accord-functies over te nemen. Bijna 200 internationale merken en detailhandelaren ondertekenden het Accord 2018 omdat er nog geen adequate overheidsregulering was, ruim vijf jaar na Rana Plaza.’
Het hoger beroep tegen de beslissing van de Bengaalse regering zou op 18 februari plaatsvinden, maar is opnieuw uitgesteld naar 7 april. ‘Het is onduidelijk hoe het Hof zal reageren’, schrijven beide sectorbonden, ‘maar een abrupte beslissing dat het Accord onmiddellijk uit Bangladesh moet vertrekken, is waarschijnlijk.’ Verder schrijven ze: ‘Na meer dan 5 jaar intensief werken en investeren via het Accord, wat een ongekend hoog veiligheidsniveau in kledingfabrieken in Bangladesh heeft gebracht, is het bijzonder dat de regering bereid is dit weg te gooien, om opnieuw het leven van miljoenen kledingarbeiders in gevaar te brengen en om de reputatie van de kledingindustrie in Bangladesh te grabbel te gooien.’ Lees hier de hele verklaring.
Op de protesten van textielarbeiders in december 2018 en januari 2019 heeft de Bengaalse regering hard gereageerd. De werknemers gingen de straat op voor een hoger minimumloon. Het antwoord van de overheid kwam neer op arrestaties en massaontslagen in meer dan 100 naaifabrieken. Volgens een schatting van de IndustriALL Bangladesh Council (IBC), hebben meer dan 11.600 werknemers hun baan verloren. Velen van hen, vooral zeer ervaren werknemers, werden gedwongen ontslag te nemen, om te voorkomen dat de bedrijven hogere lonen en sociale zekerheidsuitkeringen moesten betalen. De ontslagen volgden op marginale loonsverhogingen die zijn aangekondigd na de protesten.
Werkgevers en de politie hebben zaken tegen meer dan 3.000 nog onbekende werknemers ingediend en ongeveer 70 werknemers zijn gearresteerd, waarvan sommigen op borgtocht zijn vrijgelaten. Eerder dit jaar werd één werknemer gedood en velen raakten gewond bij de protesten. Nog steeds vrezen veel werknemers dat ze worden gearresteerd op valse beschuldigingen. Een groot aantal werknemers ontving dreigementen van fysiek geweld door huurmoordenaars als ze hogere lonen blijven eisen.
Bron: IndustriALL