Vandaag hebben de gezamenlijke vakbonden FNV Metaal, CNV Vakmensen, vakbond De Unie en VHP2 het eindbod van Philips voor een nieuwe cao als veel te laag bestempeld. De vakbonden spreken van een ondermaats eindbod.
De bonden stellen dat Philips weer eens voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten. Met een cao eindbod van 20 maanden, waarbij de lonen pas op 1-8-2023, dus na 7 maanden, met een magere 4% verhoogd worden. De volgende loonsverhoging zou dan weer een jaar later komen, maar dan met slechts 3%. ‘En dat terwijl de boodschappen voor werknemers steeds duurder worden, maar de aandeelhouders wel hetzelfde uitgekeerd krijgen, maar dan in aandelen’, aldus de bonden.
Hans Wijers, FNV Metaal bestuurder: ‘Dit is echt een ondermaats eindbod. De werknemers mogen opdraaien voor de foute beslissingen van het Philips topmanagement en de aandeelhouders blijven buiten schot. Kennelijk wil Philips hun Amerikaanse problemen op deze wijze op het bordje van de Nederlandse werknemer neerleggen. Wij zullen als vakbonden in overleg met onze leden nu vervolgacties gaan bepalen.'
Arjan Huizinga, CNV Vakmensen bestuurder: ‘Naast het feit dat Philips ruim 1.100 medewerkers meer dan een jaar in onzekerheid laat voor wat betreft hun toekomst, geeft men nu ook niet thuis als het gaat om een fatsoenlijk arbeidsvoorwaardenpakket. Medewerkers moeten blijkbaar maar begrijpen dat Philips het moeilijk heeft en (financiële )offers brengen in een tijd waarin hun huishoudboekje in de rode cijfers is gekomen.’
Suat Koetloe, vakbondsbestuurder bij de Unie: ‘Philips onderschat de waarde van de bijdrage van het personeel dat na de reorganisatie nog harder nodig zal zijn. Philips laat zo het personeel in de kou staan!’
Colette van Wezel, VHP2: ‘De onzekerheid onder de werknemers bij Philips is enorm en blijft de komende jaren groot. Dit jaar vallen er al 1.100 ontslagen en voor 2024 verwachten we een tweede ontslaggolf. Medewerkers die achterblijven, verdienen ook aandacht. Zij moeten het werk blijven doen met minder mensen in onzekere tijden. Het risico op toenemende werkdruk en weglekkende cruciale kennis is groot.’