In het diepste geheim is in een aantal organisaties samenwerkend met de vakbond FNV in Noord Nederland een proef met het basisinkomen gestart bij een divers gezelschap werkenden. Na ons bezoek aan een productiebedrijf duiken we nu in de zorgsector.
In 2019 overschrijden de uitgaven in de zorg de 100 miljard euro. Ik heb destijds enkele ‘jubelende’ woorden besteed aan de marktwerking in de zorg. Mij verplaatsend in het doel van ons economisch systeem, namelijk consumptie, omzetten en winsten maximaliseren, is er alle reden voor vreugde. Het blijkt erg verwarrend. Deze ontwikkelingen zijn in de ogen van velen zorgelijk. Je zou kunnen zeggen dat de verliezen enorm zijn. Een slagveld dus. Dat de medewerkers in de zorg de grootste slachtoffers zijn is geen geheim. Redenen genoeg om de effecten van het basisinkomen in deze branche te onderzoeken.
Iedereen ziet ze wel eens rijden of fietsen. Thuiszorgmedewerkers op weg naar hun cliënt zoals dat tegenwoordig heet. In het kader van het onderzoek hebben we bij zo’n bureau maar liefst 10 medewerkers met een basisinkomen, die als groep functioneert, vooral in Westerkwartier. We rijden mee met Berend.
‘Wat een hartelijk stel, dat echtpaar waar we net vandaan komen’, merk ik op.
‘Nou en of. Ik kom er drie keer per week. Zij is nog goed bij de les hè?’
‘Nou absoluut. Die constatering dat 2 van de 3 bewoners van hun woningbouwvereniging heel blij zijn dat ze kunnen profiteren van de salderingsregeling van hun zonnepanelen. Dat het gaat om mensen die weinig financiële speelruimte hebben en dat voordeel goed kunnen gebruiken. Nu afschaffen van die regeling is zeer slecht getimed.
Je komt zeker al langer bij hen?’
‘Al een maandje of 2. Ze moesten destijds het bed voor meneer wel in de kamer zetten. Hij kan niet meer de trap op. We proberen wel hem elke dag op te laten staan.’
‘En dat je even tijd had om hen te helpen met het ontbijt, dat is mooi?’
Berend vertelt enthousisast dat ze met de veel lagere arbeidskosten al heel snel 2 mensen extra in het team hadden. Dat ze nu meer rek in de planning hebben om wat aandacht aan de mensen te geven.
‘Persoonlijk vind ik het nog steeds ongebegrijpelijk dat we met al onze autootjes van hot naar her rijden’.
Het brengt ons gesprek op de afschaffing van de bejaardencentra. We babbelen wat over doelmatiger inzet van zorgpersoneel als je ouderenzorg centraliseert en anderzijds het fijne als mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven, het liefst hier de laatste adem uitblazen.
Mijn basisinkomensensoren krijgen een stevige prikkel als Berend tussen neus en lippen door iets cruciaals opmerkt.
‘Sinds we hier in het Westerkwartier als basisinkomen-eenheid functioneren, is het reizen minder absurd. Eerder kwamen er wel eens collega’s uit bijvoorbeeld Bergum die naar Leek reden om iemands luier te verwisselen. Wij kunnen als team vrijwel alle activiteiten regionaal behappen.’
‘Hier gaat het om, Berend!’, ik kan mijn enthousiasme niet onderdrukken.
Het basisinkomen en de daaruit voortkomende grotere groep personeelsleden heeft effect op doorgeslagen reistijd. Van Berend begrijp ik dat de vorm van leiding geven nu ook prettiger is. Eerder ging het vooral over strak aan de tijden houden, alles registreren. Het heeft even geduurd, maar Ingrid, zijn leidinggevende, vertoont nu echt leiderschap. Verbindend.
‘Ze heeft van ons echt een eenheid gemaakt’, legt hij uit. ‘Als er knelpunten zijn kunnen we het vaak binnen het team oplossen en anders lost Ingrid het op.’
Dit brengt ons op het planningswerk. Berend verwacht dat met uitbreiding van het basisinkomen naar de hele organisatie het werk van de planner een stuk minder hectisch zal zijn. Met name dit aspect van het plannen is eigenlijk vooral symptoombestrijding van een ziekte die zijn oorsprong vind in de in 1998 ingevoerde flexwet. Moeten de planners in de organisaties zo snel mogelijk deelgenoot of onderdeel worden van dit nu nog geheime onderzoek? Het lijkt me een gezonde vervolgstap.
Berend’s laatste adres vandaag is in Zuidhorn om één uur. Hierna gaat hij naar huis. Hij legt me uit dat hij graag siësta houdt. Sinds hij deel is van het team met basisinkomen kan hij dat doen.
‘Je voelt je veel fitter’, zo legt hij me uit. In overleg met het team werk ik meestal 2 dagen voor het middagdutje en 2 andere dagen werk ik ’s avonds of ’s nachts. Als het nodig is, is er ook ruimte om een keer in te vallen.
Voor we af afscheid van elkaar nemen, geeft Berend me de tip om met collega Marjan te praten. Ik hoop daar volgende week meer over te vertellen.
Jeroen van Linge
FNV-lid
Deel 2 van deze serie over het basisinkomen vind je hier