Terwijl de onderhandelingen over de cao Kinderopvang een cruciale fase ingaan, debatteert de Tweede Kamer donderdag over de toekomst van het Kinderopvangstelsel. En dan met name over de financiering. De FNV is groot voorstander van het plan dat er ligt om de kinderopvangtoeslag af te schaffen en de overheidsbijdrage voortaan direct aan de opvanglocaties uit te betalen.
Maar de bond waarschuwt de politiek middels een brief dat dat geen ‘blanco cheque’ mag zijn.
Bas van Weegberg, Dagelijks Bestuur FNV: “Het gevaar is dan dat het geld in de verkeerde handen terecht komt.” In de sector kinderopvang is marktwerking toegestaan en bestaat er geen prijsplafond. Er zijn partijen mét en zónder winstoogmerk; ofwel publiek gefinancierde partijen en (buitenlandse) marktpartijen gefinancierd met private equity. “Om te voorkomen dat publiek geld straks rechtstreeks naar de winsten van aandeelhouders gaat, moet de overheid duidelijke voorwaarden stellen én transparantie eisen. Anders zullen werkgevers doodleuk het uurtarief verhogen als de overheid besluit de kinderopvangvergoeding te verhoging. Onder aan de streep schieten de ouders daar niks mee op. En de werknemers ook niet als het geld niet in de kwaliteit van de opvang geïnvesteerd wordt.”
De FNV ziet in de praktijk steeds vaker dat ouders hun kinderen van de opvang halen, omdat ze het ‘niet meer kunnen betalen’. Van Weegberg: “Ook horen we van onze leden letterlijk ‘dat zij best meer uren in de opvang willen werken, maar dat dat niet genoeg loont, omdat ze dan zelf ook meer geld kwijt zijn aan de opvang voor hun eigen kinderen. Het is dus hoog tijd dat de kinderopvang toegankelijker wordt. Want vergeet niet, voor elke kinderopvangmedewerker kunnen zeven andere werkende ouders aan de slag. Niet onbelangrijk in de huidige krappe arbeidsmarkt.”
Wat de FNV betreft is het goed als de toeslagen eindelijk worden afgeschaft. “Het systeem heeft ervoor gezorgd dat veel ouders in de schulden zijn gekomen door flinke naheffingen. Ook hebben ouders door het toeslagenstelsel het gevoel dat meer uren werken niet loont, hoewel dit feitelijk niet klopt.”
Uit het ‘kinderopvang-wachttijdenonderzoek’ blijkt dat een plek op de kinderopvang heel onvoorspelbaar is vanwege grote tekorten. En ook al kan de wachttijd meevallen, werkende ouders maken keuzes over het inrichten van de werkweek al ver voordat ze weer aan het werk gaan. Omdat vrouwen vaak minder verdienen dan de man, is de vrouw vaak degene die minder gaat werken of helemaal stopt.
Van Weegberg: “Door te investeren in de kinderopvang verhogen we de kwaliteit en vergroten we de toegankelijkheid. Daarmee hoeft kinderopvang geen issue meer te zijn in de beslissing om wel of niet te (blijven) werken.”