Achter de relatief stabiele inkomensongelijkheid in Nederland gaan grote veranderingen schuil. De inkomensongelijkheid is de afgelopen veertig jaar wel toegenomen maar viel vooral minder sterk uit doordat vrouwen in lagere inkomensgroepen meer zijn gaan werken.
Ondertussen is het inkomen van mannen ongelijker geworden en is het de afgelopen veertig jaar maar weinig gegroeid. In de laagste inkomensgroepen is het inkomen zelfs afgenomen. Dat concluderen Egbert Jongen en Heike Vethaak van de Universiteit Leiden in een onderzoek dat zij uitvoerden in opdracht van de FNV.
De ongelijkheid tussen inkomens nam tussen 1981 en 2021 met 12% toe, waarvan 5% in het laatste decennium. Egbert Jongen: “Die toename is lager dan in bijvoorbeeld Angelsaksische landen, maar als je de cijfers gaat uitsplitsen in hogere en lagere inkomensgroepen dan zie je dat achter dit gemiddelde forse verschillen schuilgaan.” Zo is de ongelijkheid tussen de inkomens van mannen flink toegenomen, maar de ongelijkheid tussen die van vrouwen flink afgenomen. Dit laatste komt voor een belangrijk deel doordat vrouwen in de lagere inkomensgroepen meer zijn gaan werken. Opvallend is ook dat het besteedbaar inkomen van de top 1% juist het sterkst toenam, mede dankzij lastenverlichting in de laatste 10 jaar.
Jongen: “Als de vrouwen in de lagere inkomensgroepen niet zoveel meer waren gaan werken, was de ongelijkheid in Nederland een stuk meer toegenomen.” Aan de onderkant van de inkomensverdeling viel verder op dat werkloosheid en ziekte vaker een reden zijn om niet te werken. Ook is het aandeel werkenden met een vast contract daar het sterkst afgenomen.
Kitty Jong van de FNV reageert: “Deze resultaten zijn een belangrijk signaal voor de formatietafel: Lage inkomens hebben te maken gekregen met steeds meer onzekere contracten, stagnerende of zelfs dalende lonen en meer ziekte en zijn daardoor gedwongen hele andere keuzes te maken. Als er één ding blijkt uit dit onderzoek is het dat er geen enkele ruimte meer is om de bestaanszekerheid van mensen nog verder onder druk te zetten, de rek is er volledig uit.”
Uit de analyse bleek dat het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen tussen 1981 en 2021 met 1,1% per jaar is toegenomen. Dit komt vooral door een toename in het inkomen van vrouwen: dat steeg met 3,4% per jaar, voor mannen was dit maar 0,3%. Deze toename in het inkomen van vrouwen komt vooral door een hogere arbeidsparticipatie: in de afgelopen veertig jaar is het aandeel werkende vrouwen met 2% per jaar toegenomen, en daarbovenop zijn werkende vrouwen de afgelopen twee decennia nog eens 0,8% meer uren per week gaan werken. “Het besteedbaar inkomen is dus voornamelijk toegenomen omdat vrouwen meer zijn gaan werken,’ aldus onderzoeker Heike Vethaak. ‘Het gevolg daarvan is wel dat er minder tijd beschikbaar is voor bijvoorbeeld informele zorg”.
Wat Jongen en Vethaak verder opviel is dat ook veranderingen in gezinssamenstelling sterk verschillen tussen lagere en hogere inkomensgroepen. “De toename in het percentage alleenstaanden en alleenstaande ouders en de afname in het aantal kinderen is geconcentreerd in de laagste inkomensgroepen. In de hoogste inkomensgroepen is de gezinssamenstelling veel gelijker gebleven,” aldus Jongen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen in hoeverre het inkomen en het aantal volwassenen en/of kinderen elkaar beïnvloeden.
Jongen en Vethaak analyseerden voor de periode 1981-2021 de verdeling van het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen van personen in Nederland tussen de 25 en 60 jaar en de onderliggende factoren die daarop invloed hebben, zoals de samenstelling van huishoudens en de verschillen in de inkomens en arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen.