In een langlopend geschil tussen werknemers en werkgevers over het stakingsrecht heeft de bestuursraad van de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie) besloten om dit geschil voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof (ICJ).
Bijna 10 jaar lang heerste er een impasse over het onderwerp binnen de ILO tussen de werknemersdelegatie en de werkgeversdelegatie, nl of het recht op staken een wezenlijk onderdeel is van de fundamentele arbeidsrechten, nl vrijheid van organisatie (C87) en recht op collectief onderhandelen (C98) . Volgens de statuten van de ILO kunnen dergelijke kwesties worden voorgelegd aan het ICJ. Bij de stemming op 10 november jongstleden stemden 19 lidstaten samen met de 14 afgevaardigden van werknemers voor, om het geschil aan het ICJ voor te leggen. Zeven landen stemden tegen, samen met de volledige groep werkgevers, die ook 14 leden telt, terwijl twee regeringen zich onthielden.
Het recht op staken is fundamenteel recht voor werknemers en, zoals de geschiedenis aantoont, ook voor de democratie. In Nederland is het stakingsrecht nog niet bij wet geregeld. De FNV is daarom ook zeer te spreken dat het ICJ zich hierover gaat buigen en is ervan overtuigd dat dit proces de tientallen jaren aan positieve uitspraken van de ILO over het stakingsrecht als onderdeel van de twee meest fundamentele arbeidsrechten, C87 en C98, zal bevestigen. Dit zal dan een wettelijke steun betekenen voor vakbonden en werknemers die besluiten tot staken voor betere arbeidsvoorwaarden. Rechters in alle lidstaten van de ILO, dus inclusief Nederland, zullen deze uitspraak moeten toepassen.
De uitspraak wordt eind 2023 verwacht.