In het ons VMP-programma voor de waardeketen zaden zetten we ons in voor sterke vakbonden in Zuid-Azië, die streven naar fatsoenlijk en waardig werk en voedselzekerheid, en die aandacht besteden aan gender, de positie van kinderen, het milieu en het klimaat. Lees hieronder hoe we te werk gaan.
Om de groeiende wereldbevolking van voedsel te voorzien, wordt zaadveredeling steeds belangrijker. Nederlandse bedrijven vervullen daarbij een cruciale rol. Ze laten veel werk, zoals het testen en produceren van groentezaden, door kleine boeren en landarbeiders in Aziatische landen doen. Dat is zwaar en slecht betaald werk waarbij uitwassen als kinderarbeid en onbeschermd sprayen met gevaarlijke pesticiden voorkomen. We zetten ons in voor fatsoenlijk werk met een focus op het organiseren van de landarbeiders in sterke vakbonden.
Het werk op het platteland is lichamelijk belastend en wordt vaak bij hoge temperaturen verricht. Hele gezinnen werken eraan mee. Vrouwen krijgen minder betaald dan mannen of werken zelfs voor niks. Kinderarbeid komt nog steeds veel voor. Het land was vaak eerst van de boerengezinnen zelf maar die kunnen in veel gevallen niet rondkomen waarna ze hun land verkopen aan grote bedrijven. Die laten de vroegere eigenaars er vervolgens als contractarbeiders op werken. Soms sluiten de boeren een contract af waarbij ze met handen en voeten gebonden zijn aan de zaadveredelaar: alle grondstoffen moeten bij het bedrijf worden gekocht en het bedrijf is de enig toegestane koper. Als gevolg van dit systeem kampen veel mensen met schulden: ze moeten de zaden, kunstmest, en gereedschappen kopen van het zadenbedrijf, terwijl het risico van een misoogst voor hen is. Niet zelden lijden boeren en hun gezinnen honger. Vakbonden zijn in opkomst, maar de organisatiegraad is laag en het ontbreekt nog aan goede cao’s.
Tien multinationals nemen ten minste 85 procent van de mondiale zaadproductie voor hun rekening. In Nederland gevestigde bedrijven, zoals Enza en Syngenta, blazen een flink partijtje mee. Ze zijn gevestigd in West-Friesland, dat daarom ook wel Seed Valley wordt genoemd. De route is meestal zo: zaad, bijvoorbeeld van een nieuwe soort komkommer, wordt in Nederland ontwikkeld, in Azië getest, voor vervolmaking weer naar Nederland gehaald en uiteindelijk geproduceerd in Azië. De sector groeit sterk in Azië, maar de opbrengsten zijn zeer ongelijk verdeeld. Extra wrang is dat de bedrijven de zaden uiteindelijk deels weer exporteren naar de landen waar ze getest en geproduceerd zijn. Maar daar zijn ze onbetaalbaar voor de kleine boeren, vooral ook omdat de – steriele – zaden elk jaar opnieuw moeten worden aangeschaft. De boeren moeten het daardoor met kwalitatief slechter zaad doen, belanden in de armoede, zien zich gedwongen hun land te verkopen en eindigen als slecht betaalde contractarbeiders van… zaadbedrijven.
Mondiaal FNV draagt bij aan sterke vakbonden in Zuid-Azië, die zich inzetten voor fatsoenlijk en waardig werk en voedselzekerheid, en die aandacht besteden aan gender, de positie van kinderen, het milieu en het klimaat.
We werken op drie manieren aan ons doel:
India en Nepal.