Nasir Mansoor, vakbondsleider uit Pakistan
Nasir Mansoor is voorzitter van de National Trade Union Federation (NTUF) in Pakistan.
‘Toen ik vijftien jaar geleden voor het eerst in aanraking kwam met de scheepssloopindustrie, schrok ik van de erbarmelijke arbeidsomstandigheden. De arbeiders, meestal immigranten, hadden geen rechten en werden behandeld als loonslaven. Ze werkten twaalf tot veertien uur per dag zonder sociale zekerheid, pensioen of veiligheidsmaatregelen. Scheepseigenaren, politie en tussenpersonen – jamadars – domineerden de industrie. De sloopwerven waren verboden terrein voor iedereen die opkwam voor de rechten van arbeiders. En wie zich wel uitsprak, werd snel het zwijgen opgelegd.’
‘Het grootste obstakel was de macht die de werkgevers hadden over de regio, vooral in Gadani. Scheepseigenaren, met steun van de politie en lokale autoriteiten, hielden alles in hun greep met een nep-vakbond, gerund door jamadars, die de arbeiders uitbuitten. Die vakbond was er alleen om te doen alsof de arbeiders een stem hadden, maar in werkelijkheid kwam hij alleen de scheepseigenaren goed uit. De arbeiders werkten zonder formele contracten en werden van dag tot dag betaald. Ze waren doodsbang om hun mond open te trekken, bang dat ze op een zwarte lijst zouden komen en geen werk meer zouden krijgen.'
Ondanks alle bedreigingen gingen we toch organiseren. De overheid gebruikte zelfs anti-terrorismewetten tegen ons, alsof opkomen voor arbeidsrechten een misdaad was. Veel van onze vakbondsleiders werden opgepakt of moesten vluchten. Ik herinner me dat een van onze mensen zelfs naar Saoedi-Arabië vertrok, omdat het te gevaarlijk was om hier te blijven. Het was echt een vijandige omgeving; elke stap richting organisatie stuitte op hevig verzet van werkgevers en de autoriteiten.’
‘Het doorbraakmoment was toen we de eerste echte vakbond voor scheepsslopers oprichtten. We hadden nooit gedacht dat dit zou lukken in zo’n vijandige omgeving. Ik was echt trots om de rode vlag van onze vakbond te zien wapperen en te weten dat duizenden arbeiders dit symbool van hoop konden zien.’
‘Mijn rol, samen met de vakbond, was om te onderhandelen met de overheid en de werkgevers. Ik werkte ook nauw samen met internationale bondgenoten zoals de FNV en IndustriALL.
De steun van de FNV was superbelangrijk — zij gaven ons de ruggensteun en middelen die we nodig hadden om echt iets te bereiken. Zonder hen had het misschien nog tien of twintig jaar geduurd voordat we zo ver waren als nu.’
‘Door de economische crisis in Pakistan ligt de scheepssloop nu grotendeels stil, waardoor de conventie nog niet volledig wordt nageleefd. Maar het is een flinke stap in de goede richting. Natuurlijk is nog lang niet alles veranderd. Er gebeuren nog steeds ongelukken en werkgevers besparen vaak op veiligheidsmaatregelen. Maar arbeiders zijn nu bewuster van hun rechten en komen in verzet tegen onveilige praktijken. Deze strijd gaat niet alleen over Pakistan, het gaat om internationale solidariteit. Alleen door samen te werken, kunnen we bedrijven verantwoordelijk houden en echte vooruitgang boeken voor arbeiders wereldwijd.’
‘Een speciaal moment was toen het ministerie van Maritieme Zaken, dat ons altijd had genegeerd, eindelijk met onze vakbond aan tafel moest om veiligheidswetgeving te bespreken. Jarenlang sprak het ministerie alleen met mensen die niet echt bezig waren met het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Ze zagen ons als lastpakken. De tragische brand in Gadani in 2016 veranderde dat. Ik herinner me dat we tegenover de ambtenaren zaten die ons jarenlang hadden genegeerd, en dat we de ontwerpwetgeving overhandigden die we zelf hadden geschreven — uitgebreide veiligheidsstandaarden om verdere ongelukken te voorkomen. Eindelijk werden we gehoord en boekten we vooruitgang. De wetgeving ligt nog steeds ter goedkeuring, maar dat moment was een stap vooruit in het veilig maken van de scheepssloop in Pakistan.’