Tendayi en Mario, medewerkers van Mondiaal FNV voor de regio Afrika, beeldbellen met vakbondsleider Wisborn van de Zimbabwaanse vakbond voor informeel werkenden ZCIEA. Wisborn vertelt over de strijd om de markten te heropenen in Zimbabwe en hoe de vakbond leden helpt de coronacrisis te overleven.
Wisborn is sinds 2006 algemeen secretaris van de Zimbabwe Chamber of Informal Economy Associations (ZCIEA). De bond is in 2002 opgericht en had toen 1300 leden. Inmiddels zijn het er 278.000, waarvan 13.000 betalend. De bond zet zich in voor informeel werkenden in alle sectoren, zoals industrie, diensten en landbouw. Vooral de straatverkopers worden erg geraakt door de COVID-19 maatregelen, vertelt Wisborn.
Kun je uitleggen wat er aan de hand is?
“Zimbabwe heeft op dit moment (16 juni) 387 coronapatiënten. 4 zijn er overleden. Dit aantal is inderdaad laag. COVID-19 kwam voor ons als een grote verrassing. Op 28 maart kondigde president Mnangagwa een lockdown af, voorlopig voor 2 weken. De markten werden uiteraard ook gesloten, iedereen moest binnenblijven. Eind mei mochten de fabrieken weer open, maar de markten bleven gesloten. Pas op 12 juni heeft de president de maatregelen versoepeld. Al die tijd hadden veel mensen het moeilijk. Zij kregen geen inkomen en hadden geen voedsel. Ook nam huiselijk geweld toe. Sommige straatverkopers probeerden hun producten vanuit huis te verkopen, maar dat was verboden. De politie deed regelmatig invallen en nam dan de voorraad in beslag.”
Lieten de Zimbabwanen dit over zich heen komen?
“Nee, de protesten groeiden. Uiteindelijk zette de overheid politie en zelfs soldaten in om mensen binnen te houden. Je kreeg 500 Zimbabwaanse dollar (ong. € 1,23) boete als je de regels overtrad. Er was geen sociaal vangnet. De overheid beweerde geld te geven voor een speciaal programma, maar mensen ontvingen dit geld niet. Wij achterhaalden dat minder dan 1% van de mensen geld heeft ontvangen. De overheid geeft geen namen, in verband met de privacywet.”
Wat gebeurde er vervolgens?
“Begin mei gaf de regering de opdracht om alle markten schoon te vegen. Dat was een akelig gezicht. Ze hebben gewoon alles gesloopt, alle kramen en overkappingen. Ze walsten gewoon alles weg. Het was erg gemeen en onmenselijk, het deed pijn in ons hart. Als vakbond zijn we naar de rechter gestapt om herstel te eisen, maar de rechter gaf de regering gelijk. De lockdown gold nog steeds, dus we konden niet de straat op om te protesteren.”
Wat hebben jullie als vakbond verder gedaan?
“Toen de bedrijven weer open mochten, zijn we opnieuw naar de rechter gegaan. We eisten om ook de markten – of wat ervan over is – te openen, zodat de straatverkopers weer aan de slag konden. De rechter wees dit weer af, vanwege het gevaar voor de publieke gezondheid. Zimbabwaanse arbeidsmigranten in Zuid-Afrika en Botswana werden systematisch naar huis gestuurd en zij brachten het virus opnieuw mee. En ook de armoede. We hebben 3000 leden kunnen steunen met geld voor benodigdheden zoals kookolie en melk. De meesten aten maar 1 maaltijd per dag om te overleven. Meer zat er niet in. We hebben vervolgens een mediacampagne gevoerd om de markten open te krijgen. COVID-19 is erg, maar hier dreigden mensen van de honger te sterven. Sinds 12 juni zijn de markten open. Straatverkopers stallen hun koopwaar nu in open ruimtes uit, tot 16.30 uur.”
Wat gaan jullie verder nog doen?
“We zetten nu in op de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen: mondkapjes en handschoenen, en in sommige gevallen thermometers. Enkele gemeenten verlangen van straatverkopers dat ze de temperatuur van hun klanten opnemen. Verder helpen we onze leden om financiële coöperaties op te richten. Zo kunnen ze in de toekomst makkelijker toegang krijgen tot die persoonlijke beschermingsmiddelen, maar ook tegenvallers gezamenlijk opvangen. We geven hen hierover voorlichting, en helpen hen subsidie bij de overheid aan te vragen voor de oprichting ervan. Ook geven we voorlichting over het omgaan met COVID-19. We blijven de informatie via social media en op papier updaten.”
Tekst: Astrid van Unen