Meneer V. heeft ruim 14 jaar gewerkt met agressieve oplosmiddelen. Daarvoor betaalt hij nu een hoge prijs, want hij is ongeneeslijk ziek. Hij lijdt aan de gevreesde schildersziekte, in medische termen CTE of OPS genaamd. Niet alleen meneer V., maar ook zijn gezin is de dupe.
OPS staat voor Organisch Psycho Syndroom en zou je kunnen omschrijven als een vorm van dementie. Mensen met OPS hebben onder meer last van vergeetachtigheid, concentratiestoornissen, prikkelbaarheid, agressiviteit, hoofdpijn en moeheid. Meneer V. is niet meer te genezen. Zijn situatie is wel stabiel, dat wil zeggen dat zijn klachten niet zullen verergeren. Hij is voor 100% afgekeurd.
In 1996 is meneer V. gaan werken bij een bedrijf dat verf, lak en coatings fabriceert. Hij wordt dagelijks blootgesteld aan grote hoeveelheden oplosmiddelen. Meneer V. gebruikte bescherming, zoals een mondkapje en handschoenen. Maar dit was niet voldoende om de schadelijke effecten van oplosmiddelen te voorkomen. Onderzoek toonde aan dat zijn werkgever meer maatregelen had moeten treffen. Zo bleek dat de capaciteit van het afzuigsysteem niet voldoende was en kreeg meneer V. geen doeltreffende inlichtingen over de risico’s.
Rond 2008 begonnen de eerste klachten, zoals hoofdpijn en vergeetachtigheid. ‘De huisarts dacht eerst dat hij overspannen was. Toen de klachten niet over gingen, was de diagnose een burn-out. Mijn man kreeg zelfs antidepressiva voorgeschreven’, vertelt mevrouw V. Zij was het die vermoedde dat haar man aan OPS leed. Omdat hij zich alsmaar slechter ging voelen, ging ze zelf op zoek naar informatie en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat het OPS moest zijn.
In april 2010 heeft meneer V. zich ziek gemeld. In datzelfde jaar deed hij een test van zijn werkgever, waarin hij werd gescreend op OPS, en die test gaf een negatieve uitslag. Daarna werd in 2011 na onderzoek door het Solvent Team (onderdeel van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten dat gericht is op diagnostiek en begeleiding van patiënten met CTE/OPS) vastgesteld dat hij leed aan OPS.
Meneer V. schakelde Bureau Beroepsziekten FNV in en spande een procedure aan tegen zijn werkgever. De zaak is uiteindelijk na 2 jaar afgerond en heeft geleid tot een minnelijke regeling waar beide partijen tevreden mee zijn.
Mevrouw V. vertelt dat het heel moeilijk was voor haar om haar man te zien veranderen. ‘Hij was altijd rustig en geduldig, maar nu heeft hij een kort lontje. Hij vergeet veel en snel. Als de kinderen tussen de middag thuis komen van school om te eten, moet ik elke dag een alarm instellen in zijn telefoon. Want hij vergeet dat gewoon. Alles moet gecontroleerd worden, want hij laat vaak de deuren en de ramen open staan. Ook heeft hij moeite om zich te concentreren. Vroeger timmerde hij graag, maar hij kan daarvoor de moed niet meer opbrengen. Hij moet alles steeds nameten en dan is het nog steeds niet goed. Verder kan hij zich nauwelijks ontspannen en slaapt slecht. En als hij iets gedaan heeft, is hij meteen moe, hij is net een oude man.‘
Meneer en mevrouw V. hebben 2 kinderen, zij zijn nu 7 en 10 jaar. De zorg voor de kinderen komt op mevrouw V. neer. ‘Ik werk zelf 18 uur in de week. Meer kan ik niet en wil ik ook niet. Ik wil er zoveel mogelijk zijn voor de kinderen. Bovendien kan mijn man de zorg voor hen niet aan.‘ Maar ook alle huishoudelijke taken komen op haar neer. ‘Ik ontzie hem en wil hem niet extra belasten. Alleen de klussen om het huis blijven weleens liggen en dat geeft irritaties.’
‘De kinderen zijn er geleidelijk aan gewend geraakt dat hun vader ziek werd, het gebeurde niet van de ene op de andere dag. We zijn ook altijd eerlijk tegen ze geweest. Eigenlijk vinden ze het nu wel fijn dat hij altijd thuis is.’
De situatie thuis is door de ziekte van meneer V. behoorlijk veranderd. Maar mevrouw V. is daarover heel nuchter en positief. ‘Ach, daarvoor toen hij nog fulltime werkte, deed ik ook al alles in het huishouden. En was ik er altijd voor de kinderen. Ondanks zijn ziekte vind ik dat we er het beste van moeten maken en positief moeten blijven.’