Interview met teamleider Anne-Marie (59) ‘Al minstens twintig jaar ben ik actief in de zwemsport, het is eigenlijk een uit de hand gelopen hobby. Naast mijn werk als teamleider doe ik nog steeds vrijwilligerstaken voor de KNZB en ik bezoek het afzwemmen om te zien hoe het er daar aan toegaat.
Alle ontwikkelingen in het zwemonderwijs heb ik op de voet gevolgd. Het is dankbaar en afwisselend werk, maar het wordt steeds zwaarder. Ouders en kinderen zijn veel mondiger geworden en het werk gaat gepaard met een enorme verantwoordelijkheid.
Je kunt ook merken dat kinderen minder bewegen. Het ene kind vereist een andere aanpak dan het andere, dus je moet maatwerk leveren. Als zwemonderwijzer moet je alles uit de kast halen, maar het is mooi om kinderen te zien groeien, je ziet ze stoerder worden en meer zelfvertrouwen krijgen.
Dat vereist een goede opleiding die wordt gecertificeerd, minstens op het niveau van mbo 3, zoals ook is vastgelegd in de cao. Als het personeel onvoldoende is opgeleid is het moeilijker om de veiligheid in het bad te garanderen.
In het algemeen is er sowieso minder aandacht voor zwemonderwijs. Nog maar één op de vier scholen doet aan schoolzwemmen. Ik ben voorstander van verplicht schoolzwemmen, daar moet de gemeente werk van maken. Dan lopen kinderen veel minder risico als ze buiten spelen. Daarnaast maken kinderen kennis met de zwemsport en kunnen een basis leggen voor een leven lang zwemmen. Gebleken is dat kinderen vaker het zwembad bezoeken als ze ook deelnemen aan schoolzwemmen.
Het werken in een zwembad wordt absoluut ondergewaardeerd. Dat zie je direct terug in onze arbeidsvoorwaarden in de cao Zwembaden. Waar het mis is gegaan is dat veel gemeentes de baden tegen de laagst mogelijke kosten hebben uitbesteed. Ik begrijp dat zwemmen betaalbaar moet blijven, maar het is niet terecht dat het zwembadpersoneel daar de rekening voor betaalt.
Heel veel zwemonderwijzers doen dit werk al jaren en hebben passie voor hun werk, maar van passie alleen kun je de schoorsteen niet laten roken. Het salaris hoort minstens op het niveau van de kinderopvang en daar zitten we nu heel ver vanaf. Ons loon is de afgelopen zeven jaar fors in koopkracht afgenomen. Dat wringt echt.’