De WIA werkt op een aantal punten slecht. In veel gevallen pakken deze problemen hard uit voor arbeidsongeschikte mensen. Op deze pagina worden de problemen in de WIA uitgelicht. Je leest ook wat er volgens de FNV moet gebeuren om de WIA te verbeteren.
Je bent na twee jaar nog ziek. Het UWV gaat kijken in een database van 7000 functies kijken en zoekt daarin naar 3 functies je nog wel kunt uitoefenen. Het salaris van die functies wordt naast jouw laatstverdiende salaris gelegd. Is de achteruitgang in jouw inkomen meer dan 35%? Dan heb je recht op een WIA-uitkering. Is dat minder dan 35%?
Dan heb je geen recht op de uitkering en beland je in de WW en daarna eventueel de Bijstand (oftewel de Participatiewet). Je hebt al door: wanneer je voorheen een hoog salaris had, is de kans op de uitkering groter. De drempel van 35% vindt de FNV veel te hoog omdat mensen met een laag inkomen met soms ernstige beperkingen hierdoor niet voor de WIA in aanmerking komen. Maar met die ernstige beperkingen kunnen ze vaak ook niet aan het werk.
Minder dan de helft van de ‘35-minners’ (mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn beoordeeld) is aan het werk. Door de hoge drempel van de WIA zijn er veel 35-minners met arbeidsbeperkingen. Veel 35-minners worden en blijven daardoor werkloos en zijn na afloop van de WW op een bijstandsuitkering aangewezen als ze geen partner hebben met een inkomen.
In dat geval eindigt het inkomen vaak na de WW. Komen ze wel in de Pwet, dan brengt dat ernstige problemen met zich mee. De Participatiewet bevat allerlei prikkels om mensen weer aan het werk te krijgen. Maar voor mensen die arbeidsongeschikt zijn, werken deze niet. Arbeidsongeschikten horen pertinent niet thuis in de Participatiewet, die is daar niet voor bedoeld.
FNV vindt: de drempel van 35% is te hoog en moet omlaag naar 15%. Hierdoor zorg je ervoor dat de groep met daadwerkelijke beperkingen in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering in plaats van dat ze terecht komen in de voor hen ongeschikte Participatiewet. Daarnaast krijgt deze groep toegang tot de WGA-dienstverlening, zoals begeleiding en ondersteuning bij het vinden van werk.
Als je wel voor een WIA-uitkering in aanmerking komt, dan bestaat de uitkering voor maximaal 2 jaren uit een loongerelateerde uitkering. Na deze periode wordt gekeken of je werkt en in welke mate. Als je minder werkt dan het bedrag aan verdiencapaciteit (vastgesteld bij de keuring), vervalt het loongerelateerde gedeelte en kom je in de vervolguitkering.
Deze is echt laag: een percentage van het minimumloon en dus lager dan het bestaansminimum. Dat is in strijd met internationale verdragen omdat de uitkering in ieder geval een leefbaar inkomen moet zijn. Of je inkomen aangevuld kan worden tot het sociaal minimum hangt af of je een verdienende partner hebt of niet.
FNV vindt: de vervolguitkering moet verhoogd worden door deze te koppelen aan het laatstverdiende loon, in plaats van aan het wettelijk minimumloon.
Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld op basis van drie ‘geschikte banen’. Dit gaat via het zogenaamde Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), een database met 7000 functies, die qua belasting ‘matchen’ met de belastbaarheid van de werknemer. Deze wijze van beoordelen is te theoretisch, onrealistisch en complex.. Werknemers krijgen functies voorgeschoteld die theoretisch gezien bij hun belastbaarheid moet passen, maar waar zij de benodigde ervaring niet voor hebben.
FNV vindt: de kloof tussen theorie en praktijk moet worden gedicht. De functies die uit het CBBS komen, moeten worden getoetst aan de kans dat iemand daadwerkelijk in deze functie terecht kan komen. Hierbij moeten de functies die uit het CBBS komen ook concreet worden meegenomen in de dienstverlening naar werk. Ook mogen er geen overschrijdingen van de belastbaarheid worden toegestaan. Als iemand maximaal 5 kilo mag tillen, dan is een functie waarin dit zo nu en dan welk moet, ongeschikt! Nu is het zo dat als het niet zo vaak voorkomt, de functie wel geduid mag worden.
Het UWV kampt al jaren met grote achterstanden rondom de WIA-claimbeoordeling en de herbeoordelingen. De oorzaak hiervan is onder meer een groot tekort aan verzekeringsartsen. De wachttijd voor een beoordeling is momenteel gemiddeld een half jaar.. Menen krijgen tussentijds een voorschot. Voor velen is dit emotioneel belastend omdat ze niet weten waar ze aan toe zij. Voor mensen die nog deels werken is de situatie vaak onduidelijk en onzeker.
De helft van de totale instroom in de WIA bestaat uit ‘vangnetters’. Dit zijn flexwerkers, mensen die in de WW zaten en ziek werden of werknemers van wie het contract is afgelopen en die via de Ziektewet bij de WIA-poort komen. Gelet op het aandeel vangnetters op de arbeidsmarkt ten opzichte van de vaste contracten, zijn Vangnetters daarmee oververtegenwoordigd in de WIA.
Bij deze groep is er geen werkgever die verantwoordelijk is voor re-integratie zoals dat wel het geval is bij werknemers. Deze groep komt via de WW of direct in de Ziektewet en dan na 2 jaar aan de poort van de WIA. Het UWV is verantwoordelijk voor de re-integratie van de groep vangnetters in de Ziektewet. Maar de re-integratiebegeleiding door het UWV voor vangnetters schiet tekort, maar 11% van de vangnetters kreeg een re-integratie interventie. Mede hierdoor is de arbeidsparticipatie van deze groep twee keer lager dan van werknemers die een vast contract hadden.
FNV vindt: de hoge mate van flexibilisering van de arbeidsmarkt draagt bij aan de hoge instroom in de WIA. De FNV pleit daarom om het vaste contract weer de norm te maken. Daarnaast moeten de verplichtingen voor de werkgever uit de “Regeling procesgang eerste en twee ziektejaar” gelijkgeschakeld worden naar de groep vangnetters.