Het stelsel heeft decennia lang goed gefunctioneerd, maar in de huidige maatschappelijke en economische omstandigheden is het vastgelopen. De lage rente is een belangrijk element. Het gevolg is dat al meer dan tien jaar lang het overgrote deel van de pensioenfondsen het pensioen niet kan indexeren in samenhang met de inflatie. De opbouwpercentages zijn verlaagd en de pensioenambitie van 80% van het gemiddeld verdiende loon in ongeveer 42 jaar is uit het zicht verdwenen. Daarnaast zien we dat steeds meer mensen werken maar geen pensioen opbouwen (denk aan de zzp’ers).
Het draagvlak voor de aanvullende pensioenen wordt bedreigd door de aanhoudende discussies tussen de generaties over de vermogens in de pensioenfondsen. Het pensioen is als gevolg van de toegenomen vergrijzing en ontgroening een dure arbeidsvoorwaarde geworden. Kortom er zijn meerdere reden om ons stelsel te hervormen. Het nieuwe pensioenstelsel sluit beter aan bij deze tijd en de economische situatie. In tegenstelling tot de huidige wet- en regelgeving wordt erkend dat er moet worden belegd met het pensioenvermogen om het te kunnen laten groeien. En dat dit niet kan zonder risico’s te nemen, maar dat die risico’s acceptabel zijn omdat ze met het collectief kunnen worden gedeeld. Dat betekent geen belofte van zekerheid, maar wel een grotere kans op verhoging van de pensioenen.
In het nieuwe stelsel blijft het geld dat voor jou bij elkaar is gespaard voor jou. Er gaat dus geen vermogen van jou verloren. Omdat we het rendement op dat vermogen niet meer in de buffer hoeven te stoppen, verwachten we dat jouw pensioen in de toekomst kan worden verhoogd. De keerzijde is dat het pensioen soms ook kan worden verlaagd. Alles bij elkaar verwachten we een stabiel pensioen dat met regelmaat wordt verhoogd en af en toe wordt verlaagd. Dat is anders dan in het huidige stelsel. In de huidige situatie hebben veel gepensioneerden een pensioen dat niet wordt geïndexeerd en kan worden verlaagd als de dekkingsgraad te lang onder de 105% blijft.
De belangrijkste verandering is dat straks de premie de pensioentoezegging is en niet de mogelijke uitkering. In het nieuwe stelsel blijft de pensioenambitie van een koopkrachtig pensioen van 80% van het gemiddeld verdiende loon na 42 jaar werken overeind. Waar in het huidige stelsel die ambitie allang niet meer kan worden waargemaakt, is de verwachting dat dat in het nieuwe stelsel wel kan lukken. In het nieuwe stelsel wordt een premie afgesproken. In deze solidaire premieregeling wordt ook vastgelegd hoeveel pensioen hierbij kan worden bereikt. Dit is de pensioenambitie. Die premie is voor alle leeftijden gelijk. Die premie wordt belegd en jaarlijks zien de deelnemers met hoeveel hun aandeel in dat collectieve vermogen verandert. De verdeling van de rendementen gebeurt in het solidaire pensioencontract aan de hand van vooraf vastgelegde verdeelregels. In die verdeelregels wordt vastgelegd hoe de mee- en tegenvallers over de generaties in het fonds worden verdeeld. Het spreekt voor zich dat het eerlijke en evenwichtige verdeelregels moeten zijn. Van die regels kan niet worden afgeweken.
Door die verdeelregels transparant te maken kan iedereen zien dat er sprake is van een eerlijke verdeling. Hoe die verdeling er uit ziet, wordt mede bepaald door de risicohouding van de deelnemers van het fonds. In de praktijk zal het betekenen dat voor de jongeren in het fonds meer risico wordt genomen dan voor gepensioneerden. Op die manier wordt voorkomen dat het pensioen van de gepensioneerden, dat reeds uitbetaald wordt, teveel schommelt. Die merken dat namelijk direct in de portemonnee. Jonge werkenden kunnen schommelingen tijdens de opbouwfase van hun persoonlijk pensioenvermogen beter hebben omdat het nog lang duurt voor dat daaruit een pensioen moet worden betaald. En een hoger risico betekent doorgaans op de lange termijn een hoger rendement. Zo wordt ervoor gezorgd dat met slim beleggen een goed pensioen voor iedereen haalbaar is.
Jaarlijks krijgen de deelnemers te zien wat naar verwachting het pensioen zal zijn dat uit het voor hen gereserveerde pensioenvermogen kan worden uitbetaald. In de solidaire premieregeling wordt ten minste iedere vijf jaar opnieuw gekeken of de afgesproken pensioenambitie met de afgesproken premie kan worden gehaald. Is dat niet meer het geval dan zullen de sociale partners opnieuw met elkaar moeten overleggen. Of de premie gaat omhoog of de ambitie wordt naar beneden bijgesteld.
Ja, ook in het nieuwe stelsel is pensioen nog steeds levenslang. De manier waarop het pensioen wordt berekend verandert, maar het blijft een levenslang pensioen. Je hebt dus recht op een pensioen tot aan je overlijden, hoe oud je ook wordt. Dat kan omdat we ook in het nieuwe pensioenstelsel solidair blijven met elkaar en samen het “langleven risico” opvangen.
De huidige wet heeft als uitgangspunt dat het pensioen dat wordt afgesproken zeker kan worden uitgekeerd. Daarom moeten pensioenfondsen rekenen alsof ze zonder risico beleggen en dat kan alleen als je rekent met de risicovrije rente. Het woord zegt het al, dat is de rente die pensioenfondsen zeker kunnen krijgen. Die rente stond heel lang heel laag. Inmiddels staat deze weer iets hoger, maar het is de vraag hoe lang dat zo blijft.
Pensioenfondsen beleggen de premies die ze ontvangen. Beleggen leidt meestal tot winst, maar dat is niet altijd het geval. In werkelijkheid zijn de rendementen natuurlijk veel hoger dan de huidige risicovrije rente. In de toekomst waarschijnlijk ook. Vanwege de wettelijke voorschriften, mogen pensioenfondsen daar nu niet mee rekenen. In het nieuwe pensioenstelsel mag dat wel. Maar dan gaat het pensioen ook meebewegen met die behaalde rendementen.
De kern van het Nederlandse pensioenstelsel is dat iedereen via premies en beleggingen zijn eigen pensioenkapitaal bij elkaar spaart. We hebben in Nederland wetten en regels die tot doel hebben om pensioenkapitaal en het uit te betalen pensioen veilig te stellen. Om die reden moet het opgebouwde pensioenkapitaal bij pensioenuitvoerders zoals pensioenfondsen en verzekeraars worden ondergebracht. Deze pensioenuitvoerders staan onder streng toezicht van De Nederlandse Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Het beleggen van de premies is een belangrijk onderdeel van het pensioen. Uiteindelijk bestaat maar ongeveer een derde deel van het ouderdomspensioen uit premies. De rest van het pensioen bestaat uit rendement op beleggingen van de ingelegde premies. Dat het pensioen in het recente verleden in een enkel geval verlaagd is, betekent dus ook niet dat er minder pensioen is dan er aan premie is ingelegd of dat het pensioen ‘op’ kan raken. Het betekent alleen dat er een klein beetje van het pensioen af gaat, omdat er teveel is toegezegd op basis van rekenmodellen. Bijvoorbeeld omdat iedereen ouder wordt dan ingeschat, de zogenaamde hogere gemiddelde levensverwachting, of omdat rente lager is dan in rekenmodel was opgenomen.
Dat hangt af van de pensioenregeling waaraan je deelneemt. De flexibele pensioenregeling biedt de mogelijkheid om zelf beleggingskeuzes te maken, bijv. door te kunnen kiezen uit drie verschillende ‘beleggingsprofielen’. Het is zelfs mogelijk om helemaal zelf je beleggingsportefeuille samen te stellen. Toch zullen veel pensioenuitvoerders die laatste mogelijkheid niet aanbieden omdat het een stevige zorgplicht met zich meebrengt. De pensioenuitvoerder is namelijk verplicht ervoor te waken dat de deelnemer niet de verkeerde beleggingskeuzes maakt.
Ook in het solidaire contract hebben de deelnemers invloed. Maar, dan is die invloed niet op individueel niveau. Net zoals dat nu het geval is, vragen fondsen uit bij deelnemers wat zij belangrijk vinden, qua risicoprofiel van de beleggingen en waarin wordt belegd bijvoorbeeld met het oog op tegengaan van klimaatverandering, het zogenaamde groen beleggen. Hierop wordt de beleggingsportefeuille dan aangepast.
Vanaf uiterlijk 2028 bestaan er dus alleen nog maar premieregelingen. Werknemers- en werkgeversorganisaties in de sectoren beslissen samen over de nieuwe pensioenregeling. Zij kiezen uiteindelijk voor een van beide regelingen, een flexibele of een solidaire regeling.
Beide regelingen hebben voor- en nadelen. Dus de betrokken organisaties moeten goed nadenken over de keuze die ze maken. De FNV is voorstander van de SPR omdat bij deze regeling de voordelen vele malen groter zijn dan het nadeel (geen beleggingsvrijheid voor de deelnemer). De onderhandeling en besluitvorming vindt plaats per sector in verschillende overleggen en organen. De FNV ziet erop toe dat de nieuwe pensioenregelingen zo veel mogelijk verankerd worden in de cao’s.
Omdat het een goed pensioenakkoord is en FNV veel van zijn doelen op het terrein van de pensioenen bereikt. Die doelen en uitgangspunten zijn samen met de leden van FNV tot stand gekomen en vastgelegd in het document 'Samen Delen, een sterke keuze'. Dit document met de visie van de FNV op het pensioenstelsel is in 2016 tot stand gekomen na 70 bijeenkomsten en raadpleging van 7000 leden en niet-leden. In dat document zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:
Het pensioenakkoord voldoet goed aan al deze uitgangspunten. Bovendien is bij de onderhandelingen over het Pensioenakkoord ingezet op eerder stoppen met werken en pensioen voor alle werkenden. Ook op deze twee punten is resultaat bereikt. Het principeakkoord is in juni 2019 in een referendum aan de leden voorgelegd. Het Ledenparlement heeft na de positieve uitslag van het referendum op 15 juni 2019 ingestemd met het pensioenakkoord. Op 4 juli 2020 heeft het Ledenparlement vervolgens ingestemd met de technische uitwerking van de afspraken in het pensioenakkoord.
De wet is ingegaan op 1 juli 2023. Vanaf dat moment kunnen pensioenfondsen dus overstappen naar het nieuwe stelsel. De verwachting is dat de eerste pensioenfondsen per 1 januari 2024 de overstap zullen maken. Het tijdpad zal per pensioenfonds verschillen. Sommige fondsen zullen vroeg willen overstappen, andere fondsen zullen dat wat later doen. Uiterlijk 1 januari 2028 moeten alle pensioenuitvoerders overgestapt zijn op het nieuwe pensioenstelsel.
Nee, pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Met het tekenen van de arbeidsovereenkomst stem je ook in met de arbeidvoorwaarde pensioen en de daarmee samenhangende regeling. Dat pensioen is ondergebracht bij een pensioenfonds of een verzekeraar en je neemt deel aan de regeling die daar wordt uitgevoerd. De keuze voor een pensioenregeling wordt gemaakt door de sociale partners of door de werkgever, indien van toepassing in overleg met de Ondernemingsraad.
Pensioen is een onderdeel van het arbeidsvoorwaardepakket dat werkgevers en werknemers overeenkomen. Op het moment dat je die arbeidsovereenkomst sluit, ga je akkoord met die arbeidsvoorwaarde. Dat geldt voor je salaris, het aantal vakantiedagen, de reiskostenvergoeding en dus ook voor de pensioenregeling die wordt afgesproken. Een onderdeel van die afspraak is waar de pensioenregeling wordt uitgevoerd. Dat is een groot voordeel omdat je zo de risico’s van de pensioen met zoveel mogelijk collega’s in de sector of jouw bedrijf deelt. Dat delen van die risico’s kan alleen als je met z’n allen in hetzelfde collectief zit, als dus iedereen meedoet. Dat kan zijn bij een pensioenfonds of bij een verzekeraar. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat als jij bijvoorbeeld komt te overlijden, je nabestaanden uit het collectief een nabestaandenpensioen krijgen, zelfs als je dan nog maar weinig premie hebt betaald of als je zelf tot een risicogroep behoort. Ook als je al ziek bent of bent geweest blijf je gewoon verzekerd. Daarnaast kan je in een pensioenfonds ook de beleggingsrisico’s delen. Daardoor kan je gezamenlijk meer risico’s aan en dat resulteert in een hoger pensioen.
Het is niet mogelijk om onderbouwde uitspraken te doen over welke generatie te veel of te weinig heeft betaald. De snel gestegen levensverwachting is slechts één aspect. Er was een periode dat de premiedekkingsgraad bij veel fondsen onder de 100% lag. Dat betekent dat de werkenden te weinig premie betalen voor de pensioenaanspraak die ze krijgen bijgeschreven. Er zijn generaties die hebben geprofiteerd van de hoge rendementen op de beurzen en er zijn generaties die hebben geprofiteerd van periodes dat er helemaal geen premie werd afgedragen en er zijn generaties die de premies hebben zien stijgen. Het kenmerk van de risicodeling bij pensioenfondsen is dat we samen de mee- en tegenvallers opvangen.
Met invaren wordt bedoeld dat reeds opgebouwde pensioenaanspraken en de huidige pensioenen (die nu dus worden uitgekeerd) ook onder het nieuwe stelsel worden gebracht en omgezet in een persoonlijk pensioenvermogen (dat nog steeds collectief wordt belegd).
Dat invaren is wenselijk en nodig omdat anders de huidige pensioenen onder het nu geldende wettelijke regime blijven vallen. Dat zou voor veel deelnemers niet of nauwelijks uitzicht op indexatie betekenen en voor grote groepen deelnemers verlaging van hun pensioen of pensioenaanspraken. Immers, er is nu wel een aantal malen geïndexeerd, maar dat kon alleen omdat de regels, vooruitlopend op het nieuwe stelsel, werden versoepeld. Ook was er enige jaren achter elkaar een uitzonderingsmaatregel op de wettelijke voorschriften voor verlagingen van toepassing. Dat kon omdat ervan uit wordt gegaan dat er wordt overgestapt op het nieuwe stelsel. Vindt die overstap (dat invaren) niet plaats, dan gaan gewoon weer de geldende regels voor verhogen en verlagen gelden.
Bij het invaren van de reeds opgebouwde aanspraken worden die aanspraken omgezet in persoonlijke pensioenvermogens voor de deelnemers. Die pensioenvermogens worden vanaf dat moment aangevuld met de premie en de rendementen die worden gemaakt. Bij het invaren van pensioenen die nu worden uitgekeerd, worden de nog uit te keren pensioenen omgezet in een persoonlijk pensioenvermogen. Vanuit dat pensioenvermogen wordt dan voortaan het pensioen uitbetaald.
Omdat dat pensioenvermogen ieder jaar wordt aangevuld met het rendement dat wordt gemaakt kan het pensioen ook ieder jaar worden aangepast aan die aanvulling in dat persoonlijk pensioenvermogen. Het kan natuurlijk ook wel eens gebeuren dat er sprake is van een tegenvaller en dat er dan geen rendement bij komt of er zelf iets af gaat van dat persoonlijk pensioenvermogen. Ook dan hoeft het pensioen niet te worden verlaagd. Zo’n tegenvaller kan worden opgevangen door een solidariteits- of risicodelingsreserve.
Het is van groot belang om je te realiseren dat het pensioen een levenslang pensioen is en dat het persoonlijk pensioenvermogen dus nooit op kan raken. Dat klinkt een beetje als tovenarij maar dat is het niet. Ook in het huidige stelsel heeft iedereen een levenslang pensioen. Dat kan nu en straks omdat we dat "risico op langer leven” met iedereen in het fonds delen.
Een belangrijke regel bij invaren is dat het op een evenwichtige wijze moet gebeuren waarbij met ieders belangen rekening moet worden gehouden. Het streven is dat voor iedereen het pensioen na invaren minimaal gelijk is aan het pensioen voor invaren. Bij fondsen met een hele lage dekkingsgraad is dat misschien niet haalbaar.
De negatieve gevolgen van niet invaren zijn groot. Als er niet wordt ingevaren blijven de pensioenen en opgebouwde aanspraken voortbestaan onder het huidige wettelijke stelsel. Dat betekent dat de kans op indexatie heel klein blijft. Gepensioneerden missen dan dus het uitzicht op een hoger pensioen en de kans van het verlagen van het pensioen wordt dan dus niet minder.
Naast de forse negatieve gevolgen voor de gepensioneerden zijn er ook negatieve gevolgen voor iedereen. Als er niet wordt ingevaren is het vrijwel onmogelijk om een Solidaire Premieregeling te starten. Immers er kan niet worden begonnen met een goed gevulde solidariteitsreserve. De financiering van de compensatie voor het afschaffen van de doorsneesystematiek wordt tevens heel moeilijk.
De nu 45- tot 60-jarigen zullen er waarschijnlijk op achteruit gaan. Immers zij moeten na 1 januari 2028 wel overstappen op het nieuwe stelsel. Los van dit alles zullen de niet ingevaren aanspraken in een steeds moeilijker vaarwater komen. Er komen geen nieuwe deelnemers meer bij en het bestand met “achterblijvers” wordt steeds kleiner. Belangrijk is het te vermelden dat niet invaren niet betekent dat er niet wordt overgestapt op het nieuwe stelsel. Die overstap is onontkoombaar en zal per 1 januari 2028 moeten zijn doorgevoerd voor alle werkenden.
In het wetsvoorstel is voorgeschreven welke methodes moeten worden gehanteerd voor het omrekenen van de pensioen en pensioenaanspraken naar persoonlijke pensioenvermogens. De enige twee toegestane methodes hebben als eis dat alle generaties op een gelijke manier worden behandeld. Daarnaast geldt als eis dat bij het hele invaarproces alle belangen op een evenwichtige wijze worden afgewogen. Dat wordt beoordeeld door sociale partners, het bestuur van het pensioenfonds, de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. Tot slot is er nog De Nederlandsche Bank die als toezichthouder eveneens op de naleving van alle voorschriften toeziet.
Er zijn juristen die vinden dat het invaren in strijd is met het Europees eigendomsrecht. Er zijn ook juristen die dat niet vinden. Het kabinet en de sociale partners zijn na raadpleging van diverse deskundige juristen tot de conclusie gekomen dat er geen juridische beperkingen zijn tegen collectief invaren. De bescherming van het eigendomsrecht is niet absoluut. Dat wil zeggen dat er omstandigheden kunnen zijn waarin er een groter maatschappelijk belang is dan het individuele eigendomsrecht.
Je kan er ook op een andere manier naar kijken. Hoe ziet nu het “eigendomsrecht” van een gepensioneerde die 70 jaar is er uit? Als het mogelijk zou zijn het eigendom op te eisen hoe zou daar dan invulling aan worden gegeven? Dan zouden de toekomstige pensioenen worden verrekend aan de hand van de nu geldende rekenrente en levensverwachting. Het kapitaal dat daaruit voortvloeit wordt vervolgens uitgekeerd. Bij invaren wordt het kapitaal (lees: het te vormen persoonlijk pensioenvermogen) ook berekend. Het wordt vervolgens niet uitgekeerd maar belegd en vandaar uit worden de pensioenen uitbetaald. De kans dat het pensioen dat dan wordt uitbetaald kan worden verhoogd is groter in het nieuwe stelsel.
De onderhandelaars over de nieuwe pensioenovereenkomst en het invaren zullen zoals te doen gebruikelijk bij het arbeidsvoorwaardenoverleg de uitkomst voorleggen aan de FNV-leden. Omdat het hier om pensioenafspraken gaat die actieve én gepensioneerden aangaat zal de raadpleging per fonds gezamenlijk met beide groepen plaatsvinden.
Er is geen enkele groep die er het slechtste of beste vanaf komt. In het nieuwe pensioenstelsel komt er een stabiel pensioen dat wat betreft de verhogingen afhankelijk is van de rendementen. De rendementen hoeven niet meer eerst naar hoge buffers. Dat heeft effect op alle generaties. Bij het invaren zijn sociale partners en besturen van pensioenfondsen gehouden om met alle belangen op een evenwichtige wijze rekening.
Alle generaties hebben wat te winnen bij het nieuwe pensioenstelsel. Op de eerste plaats wordt de bestaande spanning tussen de generaties opgeheven. Door persoonlijke pensioenvermogens wordt de (onterechte) zorg bij jongeren dat de senioren van nu de pensioenfondsen leeghalen, weggenomen. Ze kunnen namelijk zien hoe rendementen bijdragen aan hun eigen pensioenopbouw. Gepensioneerden krijgen eindelijk weer uitzicht op het verhogen van hun pensioen. Dat kan omdat het rendement dat hun pensioenfonds behaalt niet meer in de buffer wordt gestopt maar aan alle deelnemers van het fonds wordt uitgedeeld. Er komt geen geld bij, maar er komt wel geld vrij.
Er wordt in het nieuwe solidaire contract gewerkt met van tevoren vastgelegde verdeelregels. In die verdeelregels wordt vastgelegd hoe de mee- en tegenvallers over de generaties in het fonds worden verdeeld. Het spreekt voor zich dat het eerlijke en evenwichtige verdeelregels moeten zijn. Van die regels kan niet worden afgeweken. Door die verdeelregels transparant te maken kan iedereen zien dat er sprake is van een eerlijke verdeling. Hoe die verdeling er uit ziet, wordt mede bepaald door de risicohouding van de deelnemers van het fonds. Meer risico leidt tot een hoger rendement en tot grotere schommelingen. In de praktijk zal het betekenen dat voor de jongeren in het fonds meer risico wordt genomen dan voor gepensioneerden. Op die manier wordt voorkomen dat het pensioen van de gepensioneerden te veel schommelt. Jongeren kunnen schommelingen in hun pensioenvermogen goed hebben omdat het nog lang duurt voor dat daar uit een pensioen moet worden betaald. Dus waar pensioenfondsen nu één beleggingsbeleid hebben waarbij de risico’s en rendementen voor alle deelnemers hetzelfde zijn, kan straks meer gestuurd worden op het specifiek toedelen van risico’s en rendement voor elke leeftijdsgroep. Het doel is uiteindelijk een pensioenvermogen dat een zo hoog mogelijk pensioen oplevert dat kan meegroeien met de beleggingsresultaten.
Mede dankzij de inzet van de FNV zijn sinds 1 juli 2022 de regels om te kunnen indexeren versoepeld. Tegelijkertijd is de rente gestegen en dat gaf veel fondsen de mogelijkheid om sinds 2022 de pensioenen en de opgebouwde aanspraken te verhogen. Ieder fonds neemt een besluit tot het verhogen van de pensioenen op basis van z’n eigen situatie. Hoe goed staat het fonds er voor, wat is een evenwichtige afweging van alle belangen, kan de administratie wel of niet een terugwerkende kracht van het besluit verwerken? Het zijn allemaal vragen die ieder fonds apart moet beantwoorden. Het resultaat is dat per fonds er een ander besluit wordt genomen.
Dat gebeurde niet omdat de wettelijke regels het verbieden. De huidige wetgeving voor pensioenen richt zich sterk op het veiligstellen van het nominale pensioen. Dat is een pensioen zonder dat het geïndexeerd wordt. Om dat veilig te stellen, zijn er strenge regels opgenomen voor wanneer er geïndexeerd mag worden. Kortgezegd is een volledige indexatie pas mogelijk als het nominale pensioen geen enkel risico meer loopt. Dat wil zeggen dat de buffers van de pensioenfondsen goed gevuld moeten zijn. Daarbij komt dat de toekomstige pensioenverplichtingen worden gewaardeerd aan de hand van een risicovrije rekenrente. Dat houdt in dat er berekend wordt hoeveel geld nu in de pensioenpot moet zitten om in de toekomst zeker de pensioenen te kunnen uitbetalen. De rente waarmee wordt gerekend, is afgeleid van de marktrente en is het rendement dat een pensioenfonds risicovrij kan maken. Die rente was jarenlang extreem laag. Tegelijkertijd maken de pensioenfondsen in de praktijk rendementen op hun beleggingen die hoger zijn dan die lage rente.
Uiteindelijk is er zo een situatie ontstaan waar niemand blij van wordt. De vermogens van de pensioenfondsen zijn het afgelopen decennium ongelooflijk gegroeid. Maar, dat geldt door de lage rente, nog sterker voor de verplichtingen van de pensioenfondsen. Hierdoor hadden veel fondsen een lage dekkingsgraad. Bij een lage dekkingsgraad mag er niet geïndexeerd worden.
Overigens is een deel van de groei van het vermogen eveneens te danken aan de sterk gedaalde rente. Er is veel discussie of de verplichtingen wel aan de hand van die lage rente moeten worden berekend. De FNV kan niet anders dan concluderen dat die discussie de afgelopen dertien jaar tot niets heeft geleid. Met het sluiten van het Pensioenakkoord is de noodzaak van het voeren van de discussie over de rekenrente komen te vervallen. De FNV heeft met het pensioenakkoord ervoor gekozen om weg te komen uit de huidige onwenselijke situatie.
De achterstand van de indexatie verschilt per pensioenfonds. Onder de huidige regels geldt dat de dekkingsgraad van een fonds hoog moet zijn voordat er inhaalindexatie kan worden gegeven. Voor het zover is, zullen de dekkingsgraden van de pensioenfondsen fors moeten stijgen. Bij het omzetten van de bestaande aanspraken en de huidige pensioenen naar persoonlijke pensioenvermogens in het nieuwe stelsel zal ook worden gekeken naar die achterstand. Die omzetting moet voor iedereen op een eerlijke en evenwichtige wijze gebeuren waarbij met de belangen van alle deelnemers rekening wordt gehouden. Het is realistisch om aan te nemen dat bij veel fondsen de achterstallige indexatie maar ten dele of geheel niet zal worden ingehaald. Dat is afhankelijk van de uitgangssituatie bij de transitie en de rendementen die daarna worden gemaakt.
De term ‘indexeren’ komt niet meer terug in het nieuwe pensioenstelsel, omdat die term hoort bij het verhogen van de toezegging aan de hand van de prijsstijging. In het nieuwe pensioenstelsel wordt niet de toezegging maar, wanneer het beleggingsrendement positief is, het persoonlijk pensioenvermogen zelf verhoogd. Dat wordt dus geen indexeren genoemd, maar leidt tot hetzelfde resultaat: een pensioen dat zoveel mogelijk meestijgt met de prijzen. Bovendien geldt de prijsstijging niet meer als maximale verhoging, zodat er dus bij positieve beleggingsresultaten met méér dan de prijsstijging mag worden verhoogd. De FNV wenst een pensioenregeling die leidt tot een stabiel pensioen dat regelmatig wordt verhoogd. Anders dan nu het geval is zal het pensioen dus meebewegen met de economie. Het zal waarschijnlijk regelmatig worden verhoogd en af en toe verlaagd. Als er een positief rendement is dan wordt dat eerder doorgegeven aan de deelnemers en gepensioneerden, en verdwijnt er minder dan nu in een buffer. De keerzijde is dat als er een tegenvaller is, dat ook eerder wordt gevoeld door de deelnemers en gepensioneerden. Omdat gepensioneerden verhogingen maar ook verlagingen meteen in hun portemonnee voelen worden de schommelingen voor hen gespreid over de tijd zodat het pensioen niet te hard en is er een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve mogelijk waarmee verlaging van het pensioen kan worden voorkomen.
In de wet staat nu dat een individuele deelnemer bezwaar kan maken tegen het omzetten van zijn pensioenaanspraken naar een andere regeling binnen het fonds. Het invaren is ook zo’n omzetting. Daar kan dus, als de wet niet wordt gewijzigd, door ieder individu bezwaar tegen worden gemaakt. Dat individuele bezwaarrecht is in het geval van invaren uit de wet gehaald. Er zijn meerdere redenen waarom het individueel bezwaarrecht bij het invaren volgens FNV geen goede zaak is. De pensioenfondsen zijn niets anders dan grote collectiviteiten waarin alle deelnemers, actieven, slapers en gepensioneerden, met elkaar solidair zijn. Ze delen samen de risico’s die ze individueel lopen. Dan is het ook logisch dat je gezamenlijk de overstap naar het nieuwe stelsel maakt en daar samen de risico’s deelt. Met invaren blijft de solidariteit in stand.
Een keuze om níet in te varen leidt tot onbetaalbaar hoge kosten voor het beheer van de niet ingevaren pensioenen, omdat er steeds minder pensioenaanspraken en pensioenen in het ‘oude’ fonds staan. De IT-systemen moeten wel op orde blijven en dat kost geld. De vaste kosten moeten dus door steeds minder pensioendeelnemers worden opgebracht en de kosten per deelnemer lopen daarmee dan hard op. Bovendien blijven pensioenen en pensioenaanspraken die niet worden ingevaren onder de huidige strenge rekenregels (en dus de rekenrente) vallen, waardoor deze veel later of niet kunnen worden geïndexeerd.
Op termijn is het huidige beleggingsbeleid voor pensioenen en pensioenaanspraken die niet zijn ingevaren niet vol te houden. Die groep wordt langzaam aan steeds ouder waardoor niet langer optimaal belegd kan worden en het rendement lager zal zijn. Daardoor verslechteren de kansen op verhogingen (indexatie) van het pensioen. Een keuze om niet in te varen heeft grote (nadelige) gevolgen voor de pensioendeelnemers. Mensen moeten worden beschermd door die keuze niet te bieden. Dat klinkt paternalistisch, maar is wel nodig.
Het nabestaandenpensioen wordt in het nieuwe stelsel anders vormgegeven. Er komt een uniforme definitie van wie een partner is (dus wie er bij overlijden van de deelnemer recht heeft op een nabestaandenpensioen), waardoor niet elk pensioenfonds meer zijn eigen definitie van partner kan hanteren. Het nieuwe partnerbegrip wordt een ruim begrip. Gehuwden, geregistreerd partners en mensen die gedurende langere tijd een gezamenlijke huishouding voeren als samenwonenden, vallen onder het nieuwe partnerbegrip. Directe familie (broers, zussen, ouders) is daarvan natuurlijk uitgezonderd. In het nieuwe stelsel zal het nabestaandenpensioen van een werkende maximaal 50% van het salaris bedragen dat hij/zij op het moment van overlijden verdient. Dat is met name voor de lagere inkomens een vooruitgang. Als iemand die reeds een pensioen ontvangt overlijdt, is het nabestaandenpensioen een percentage (maximaal 70%) van dat ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen na ingang van pensioen verandert dus niet.
Voor mensen jonger dan 25 jaar bedraagt het nabestaandenpensioen maximaal 20% van het salaris dat de overleden ouder verdient op het moment van overlijden. Tot slot wordt het recht op een nabestaandenpensioen verlengd gedurende de tijd dat iemand een WW-uitkering ontvangt. Ook loopt het gedurende drie maanden na het einde van het dienstverband door om te voorkomen dat iemand direct risico loopt als de arbeidsovereenkomst is ontbonden.
De huidige pensioenregeling is een uitkeringsregeling. In zo’n regeling staan de afspraken over de hoogte die het pensioen kan bereiken. De financiële gezondheid van het pensioenfonds (de dekkingsgraad) bepaalt daarbij of de pensioenen worden verhoogd (indexering) of verlaagd. Om de pensioenen waar te kunnen maken, moeten pensioenfondsen nu veel reserves in kas houden. Dit zorgde er de afgelopen jaren voor dat de pensioenen niet geheel konden meegroeien met de stijgende prijzen. Ook dreigden pensioenen soms zelfs omlaag te gaan.
Straks stappen alle pensioenfondsen over naar de zogenaamde premieregeling. Daarin zijn afspraken gemaakt over de hoogte van de premie, niet over de hoogte van de pensioenen. Deze premie wordt belegd, net als nu. De hoogte van je toekomstige pensioen hangt directer af van de resultaten van de beleggingen dan nu het geval is. Het is dan duidelijker dat pensioenfondsen geen garanties kunnen geven over de hoogte van het uiteindelijke pensioen. Dit is afgesproken in het pensioenakkoord. De verwachting is dat dit voor iedereen een beter pensioen oplevert, omdat pensioenfondsen minder reserves in kas hoeven te houden.
Nee, daarvan is geen sprake. Hoewel de pensioenen meebewegen met de economie en er geen beloften meer worden gedaan, wordt het risico tussen generaties gedeeld en uitgesmeerd over meerdere jaren. Sociale partners kunnen straks een keuze maken uit twee soorten pensioenregelingen. De Flexibele pensioenregeling en de Solidaire pensioenregeling. De FNV is voorstander van een Solidaire pensioenregeling omdat die regeling het beste voldoet aan de uitgangspunten van de FNV voor een goed pensioen waarmee de beste pensioenresultaten kunnen worden behaald.
Solidaire premieregeling: iedereen heeft een eigen aandeel in het gezamenlijke pensioenvermogen dat belegd is. De waarde van dat vermogen kan wisselen en hangt af van de beleggingsresultaten. Er zijn daarbij manieren bedacht om al te grote tegenvallers te voorkomen.
Flexibele premieregeling: iedereen heeft een eigen pensioenvermogen. Het pensioenfonds bewaakt en belegt dat vermogen. Het gaat daarbij uit van meer rendement en risico’s voor jongeren dan voor ouderen. Er is een zekere mate van beleggingsvrijheid, want iedereen kan kiezen hoeveel risico zij wil nemen bij het beleggen. Verder kunnen gepensioneerden in de Flexibele premieregeling kiezen tussen een vast pensioen of een pensioen dat meebeweegt met de rendementen op de financiële markten.
De FNV is voorstander van de Solidaire premieregeling. Onder meer omdat daarin de solidariteit en risicodeling het beste is geborgd. De kans op een verlaging van het pensioen kan goed worden opgevangen door een solidariteitsreserve. Financiële stabiliteit leidt tot een hoger rendement en deze regeling biedt het meeste comfort bij de verplichtingstelling. Op basis hiervan zal het vertrouwen in de nieuwe pensioenregelingen sneller ontstaan bij onze achterban.
Het pensioenfonds belegt het gezamenlijk vermogen voor de lange termijn, dat scheelt in kosten en risico, waarmee een hoger rendement behaald kan worden. Als deelnemers onaangekondigd delen van dat vermogen willen opnemen, missen alle andere deelnemers bovengenoemde voordelen. Er zit ook een beschermingsgedachte achter. Hoewel dat op individueel niveau kan verschillen, zijn mensen gemiddeld niet goed in staat om voor hun pensioen te sparen, omdat de boodschappen nú, belangrijker zijn dan de boodschappen in de verre toekomst. Mensen gaan er gemiddeld vanuit dat ze het geld dat ze nu opnemen, later wel weer zullen bij sparen zodat ze alsnog een goed pensioen hebben. Maar dan mis je wel de rendementen uit de vorige jaren. Dat kan heel veel geld schelen. Daarnaast blijkt uit gedragswetenschappelijk onderzoek dat dit toch vaak niet gebeurt, omdat er ook dan weer uitgaven zijn die voor gaan op pensioen. Het resultaat is dat mensen dan écht en structureel pensioen tekortkomen. Dat blijkt ook uit de pensioenen van mensen in landen waar de pensioenregeling niet verplicht is.
Overigens is er wel wetgeving in de maak die het mogelijk maakt om als je met pensioen gaat éénmalig een bedrag ter waarde van maximaal 10% van je ouderdomspensioen in één keer op te nemen. In die situatie is iedereen goed in staat om de gevolgen van die uitkering in één keer goed te kunnen zien. Overigens is het ook dan nog goed opletten. Een eenmalige hoog bedrag lijkt wellicht voordelig maar dit heeft invloed op de belasting die moet worden betaald en op bijvoorbeeld de huur- en zorgtoeslagen. Het is goed mogelijk dat van het brutobedrag er netto veel minder over blijft. Het levenslange pensioen wordt in dat geval ook lager. Dus op latere leeftijd blijft er minder over. Het is dus een kwestie van goed uitzoeken en nadenken of dat handig is om te doen of niet.
Pensioen is niet goedkoop. Over een deel van het salaris wordt een flink percentage pensioenpremie betaald. Hoeveel dat is verschilt per sector. Wordt er te weinig ingelegd, dan kan dat betekenen dat er te weinig pensioen wordt opgebouwd. In veel cao's is afgesproken dat de werkgever twee derde deel van de premielasten voor z'n rekening neemt. Andere verdelingen komen ook voor. Overigens, wordt over het eerste deel van het salaris geen pensioenpremie betaald. Dat noemt men de AOW-franchise. Voor dat deel van het salaris wordt straks voorzien door AOW-uitkering. Iedere Nederlander ontvangt een AOW-uitkering, tenzij iemand lang in het buiteland heeft gewoond. De AOW-franchise betekent ook, dat als je minder verdient, je ook over een kleiner deel van je salaris pensioenpremie betaalt.
De premie die is afgedragen, wordt belegd. Daardoor bestaat uiteindelijk maar ongeveer één derde deel van het pensioen uit premie. Twee derde van je pensioen heeft het pensioenfonds gerealiseerd door rendement te behalen op de betaalde premie. De pensioendeelnemer krijgt dus nog steeds een pensioen dat met sparen lang niet kan worden behaald.
Veel pensioenfondsen bieden ook nabestaandenpensioen. Ook daarvoor wordt premie betaald. Hoewel er verschil kan zijn tussen pensioenfondsen, betekent dit dat er meestal direct dekking is voor de nabestaanden. Ook iemand die dus pas nét begonnen is met werken en komt te overlijden, laat nabestaanden goed verzorgd achter omdat het pensioenfonds dan een uitkering doet toekomen aan de nabestaanden. Pensioen is dus niet alleen een uitkering voor later, maar ook een soort verzekering voor nu! Ook ben je ervan verzekerd dat je pensioenopbouw doorloopt als je arbeidsongeschikt wordt, door ziekte of een (bedrijfs-)ongeval. Jij en je werkgever hoeven daarvoor niet langer premie af te dragen, omdat in de huidige premie een kleine opslag zit om dat risico op arbeidsongeschiktheid te verzekeren. Niet voor niets wordt het Nederlandse pensioenstelsel elk jaar weer als een van de allerbeste stelsels van de wereld aangemerkt.
Sociale partners en pensioenfondsen beslissen over hoe het afschaffen van de doorsneepremie zal worden gecompenseerd. Dit kan uit de premies en uit de vermogens van de fondsen. Ook hier geldt dat bij de besluitvorming een evenwichtige afweging van alle belangen voorop dient te staan.
Genieten van je oude dag doe je pas écht als je pensioen goed geregeld is. Heb jij er weleens naar gekeken? Of denk je (nog) helemaal niet over na over jouw pensioen? Het is belangrijk om te achterhalen hoe jouw pensioen eruitziet, zodat je weet waar je aan toe bent. Download de ‘mijn pensioen checklist’ en kom erachter welke tien punten jouw aandacht verdienen.
Download de checklistGenieten van je oude dag doe je pas écht als je pensioen goed geregeld is. Heb jij er weleens naar gekeken? Of denk je (nog) helemaal niet over na over jouw pensioen? Het is belangrijk om te achterhalen hoe jouw pensioen eruitziet, zodat je weet waar je aan toe bent. Download de ‘mijn pensioen checklist’ en kom erachter welke tien punten jouw aandacht verdienen.
Download de checklistKom je er na het lezen van de informatie op deze pagina toch niet uit? Neem dan gerust contact met ons op, wij helpen je graag!
Naar Service & ContactKom je er na het lezen van de informatie op deze pagina toch niet uit? Neem dan gerust contact met ons op, wij helpen je graag!
Naar Service & ContactDe FNV gebruikt functionele cookies die noodzakelijk zijn om de websites zo goed mogelijk te laten functioneren. Daarnaast maken we optioneel gebruik van statistische en marketing cookies. De functionele en statistische cookies maken geen gebruik van persoonsgegevens. De marketing cookies worden gebruikt voor het personaliseren van advertenties. Onderstaand kun je toestemming geven voor het gebruik van cookies. Voor meer informatie, of om op ieder moment je instellingen weer te wijzigen, kun je terecht op onze pagina over de cookies.
Statistische cookies
:Geven inzicht in hoe onze bezoekers de websites gebruiken.
Marketing cookies
:Deze cookies gebruiken we om de websites op jouw voorkeur af te stemmen.